2 december – 17 december 2006
We zijn vertrokken
Het is zover. We zijn vertrokken.
Na het leuke afscheidsfeest en een drukke week van het huis opruimen, de auto inpakken en allerlei laatste klusjes, financiën overdragen, nog een APK keuring, nieuwe accu’s etc. , vertrekken we dinsdag 28 november om vijf uur ’s-middags. Eerst gaan we nog langs het ziekenhuis in Breda om afscheid te nemen van Kas en daarna rijden we naar Han, vlakbij Brussel, voor onze eerste stop. Han had heerlijke macaroni voor ons klaargemaakt en nadat we de kinderen op bed gelegd hebben en een Belgisch biertje gehapt hebben begint het besef langzaam te komen. Na een voorbereiding van ruim twee jaar zijn we op weg voor een avontuur van ongeveer 15 maanden.
De eerste dagen reizen we snel door het koude Europa richting Algeciras waar we de ferry naar Tanger nemen. Onderweg krijgen de kinderen hun eerste lesjes van de wereldschool. Na heel wat uurtjes rijden, drie nachten slapen op truckstopplaatsen, en ca 600 liter diesel verstookt te hebben arriveren we 2 december ’s-avonds om een uur of acht in Asilah, in het noorden van Marokko. De camping kenden we nog van vorig jaar, dus dat was makkelijk gevonden.
Marokko, de reis gaat nu echt beginnen
Asillah is een leuk kustplaatsje in het noorden van Marokko. Het is heerlijk weer en we genieten van een hele dag rustig aan, de spullen een beetje herschikken, wat wandelen door het stadje en de eerste Marokkaanse maaltijd met couscous en tajine.
Na twee nachtjes in Asilah rijden we verder via de snelweg naar Casablanca. Geweldig is het om door zo’n immense drukke stad te rijden. Al het verkeer krioelt door elkaar maar ongelukken gebeuren er niet of nauwelijks. Ook wij zijn een bezienswaardigheid dus het genieten is wederzijds. Op het kompas navigeren we naar de Hassan II Moskee welke midden in de stad langs de kust staat. Het is de drie na grootste moskee ter wereld en met de hoogste minaret (200 mtr). We arriveren net op tijd voor de laatste rondleiding van die dag.
Na ons bezoek aan de moskee rijden we meteen door naar Marrakesh. Gelukkig weten we van een jaar geleden waar de camping is want het is al donker als we aankomen in Marrakesh en deze camping is echt niet makkelijk te vinden.
In Marrakesh staan we een paar dagen op de camping. Lekker acclimatiseren, de soeks bezoeken in het centrum en ’s-avonds eten in één van de vele stalletjes op het grote centrale plein in Marrakesh, (Djemma-el-Fna).
Zowaar komt ’s-avonds op 5 december nog een (Reis-) Piet langs. Hij bonst op de deur en heeft met een grote zwaai allerlei cadeautjes op het dag van Kasa gemikt. Stijn en Janne zijn stomverbaasd en helemaal door dolle heen.
Op de camping ontmoeten we de eerste andere overlanders. Toevallig ook Nederlanders en nog toevalligger mensen die we in Nederland ook al gezien hadden. Marjon en Simon, reizen met een Toyota Landcruiser richting Madagaskar waar ze een restaurantje willen beginnen. Ik had hun toevallig in september, net voor hun vertrek, ontmoet bij de garage van Rocco in Beesd.
Verder ontmoeten we Jacqueline en Ian, die met hun Landrover ook richting Zuid Afrika reizen, maar onder andere vanwege wat tegenslagen in een wat trager tempo. Dit stel was puur toevallig langs geweest op het laatste unimog-globetrotter treffen, afgelopen hemelvaartweekend.
Nadat we de camping in Marrakesh verlaten hebben denken we slim te zijn en een binnendoor weg te nemen om Marrakesh heen, richting Ouarzazate. We rijden langs een mooie buitenwijk met prachtige villa’s, golfterreinen en zwembaden. We zien op een gegeven moment wel een bord ‘verboden voor vrachtwagens’ maar denken, och dit is Marokko, wat maakt het uit. Nog geen twee kilometer verderop staan twee uiterst vriendelijke agenten ons op te wachten. Pas de camions! : 400 Dirham boete (ca 40 euro). Na enig onderhandelen wordt het 100 Dirham. Maar dan uiteraard zonder bon.
De weg over het atlas gebergte gaat over een pas van ruim 2200 meter hoogte, en op ons gemakje doen we doen er bijna de hele dag over om naar Ait Benhaddou rijden waar één van de mooiste Kasba’s van Marokko te bezichtigen is. Aangekomen in Ait Benhaddou hebben we nog een klein akkefietje.
We rijden bij een soort herberg de telefoondraad van het hele dorp van de paal af. Tja dat heb je als je zo hoog bent. Toch bleef iedereen vriendelijk en verontschuldigden zich zelfs dat die draad te laag hing. Het voordeel van zo’n hoge truck is dan ook weer dat je op ruim 3 meter hoogte een werkplatform hebt. Dus die draad hebben we zelf gerepareerd en meteen op de juiste hoogte gehangen. Het was inmiddels donker geworden en hebben bij die herberg Kasa geparkeerd en daar lekker couscous gegeten. Elke keer als de telefoon ging moest iedereen hard lachen.
De eerste avonturen, sneeuw!
De volgende ochtend zijn we via de rivierbedding naar de Kasba gelopen. Voordat de touringcar bussen met toeristen arriveerden hebben we heel rustig door het complex kunnen wandelen. Dit middeleeuwse Berber fort is ook als decor gebruikt in talloze films, waaronder de film Gladiator.
Omdat we nog een mooie piste (onverharde weg) wilden rijden zijn we via Ouarzazate naar Agdz gereden. De piste die ik een paar jaar geleden nog gereden had was echter inmiddels geheel geasfalteerd en op één of ander manier rijdt je dan toch heel anders door zo’n gebied. Om een uur of vijf parkeren we Kasa op een paar honderd meter van de weg, tussen mooie hoge bergen in een brede vallei.
Als we de volgende dag wakker worden weten we niet wat we zien. We bevinden ons in een soort poollandschap. Het heeft flink gesneeuwd en alles is wit. We hadden de auto op een klein heuveltje geparkeerd. Echter waren nu aan weerszijde van het heuveltje beekjes met smeltwater ontstaan die met de minuut dieper en breder uitsleten.
De standkachel in de cabine werkt gelukkig goed en na het ontbijt besluiten we toch maar te vertrekken, voordat we helemaal ingesneeuwd zijn. Het is even spannend als we door de beekjes moeten rijden maar alleen de bovenste ca 15cm van de ondergrond is modderig. Dus we baggeren ons een weg terug naar de hoofdweg. Ook daar is eigenlijk geen verkeer. De reden wordt ons al vrij snel duidelijk. Op enkele plaatsen stromen de rivieren over de wegen en de weg is zelf ook op vele plaatsen een beek geworden. De hier gebruikelijke Ford transit busjes e.d. durven het niet aan om de ‘bruggen’ over te steken. Ook andere toeristen met 4WD Toyota’s e.d. durven het niet aan.
Na enige aarzeling besluiten we het erop te wagen en heel rustig rijden we over de ca 60m lange brug waar het water met beangstigende snelheid overheen stroomt. Maar ja met ruim 2 ton per wiel moet het toch wel gek zijn als je wegspoelt, ook al staat er zo’n 30 cm water en stroomt het heel hard.
Aan de overkant krijgen we applaus en met een overdosis adrenaline rijden we verder richting de woestijn, op zoek naar wat warmte. En inderdaad, na een uurtje of twee rijden, sta je dan op een uitgestrekte steenvlakte met hier en daar wat zandduinen en is het droog en een stuk warmer.
De volgende twee dagen zijn wat minder spectaculair. We kamperen ’s-nachts in de woestijn komen uiteindelijk bij Tan Tan weer terug aan de kust. Tussen een aantal Franse overwinteraars met grote luxe mobile homes staan we op een parkeerplaats. Bij een herberg tegenover de parkeerplaats huren we voor paar euro een kwartiertje een kamer met bad en douche zodat we ons weer eens kunnen wassen.
Verder zuidwaarts, lange smalle wegen
De dagen daarna zakken we elke dag een paar honderd kilometer verder naar het zuiden af. We rijden door eindeloze barre vlaktes. Een gebied dat de Westelijk Sahara heet na de dekolonisatie een jarenlange burgeroorlog kende nu min of meer bij Marokko hoort. De UN bewaakt nog altijd hier een staakt het vuren. Overal zijn veel militairen en ook wij worden regelmatig bij posten aangehouden voor controles.
De weg is nog altijd goed maar dit deel is soms een ietsie-pietsie smal voor vrachtwagens. Net voor Layoun hebben we pech. Een tegenligger (ook een vrachtwagen) raakt op één of andere manier onze linke spiegel en door de klap spring ook de linker voorruit van onze cabine. Wonder boven wonder is niemand geraakt door scherven want de hele cabine ligt bezaaid met glasstukjes van de spiegels en de ruit. Na de schrik te boven gekomen te zijn en de boel een beetje opgeruimd te hebben rijden we door naar Laayoun. Een Mercedes garage blijkt hier niet te zijn en kans op een sloop wagen is nul. Dit type Mercedes vrachtwagens zie je in Marokko eigenlijk nooit. Na enig zoeken met hulp van behulpzame Marokkanen vinden we ergens achteraf een plexiglas-verkoper. We maken een mal van de rechterruit en een paar uur later rijden we met een plexiglas linke ruit de stad uit.
We slapen die nacht op de camping van Layoun Plage, een nogal desolate badplaats vlak bij een grote visserijhaven waar kleine viskoelwagens af en aan rijden om de rest van Marokko van vis te voorzien. De volgende dagen rijden we zo’n 1500 kilometer langs de kust door een prachtige lege woestijn. Op zee zien overal mensen vissen, zittend op opgeblazen binnenbanden van vrachtwagens. De vissers wonen zonder familie in kleine primitieve huisjes, ver van elkaar en ver van de bewoonde wereld.
In Dakhla, de laatste stad in Marokko, staan we twee nachten aan de kust. Hier zien we, tot grote vreugde van de kinderen, ook Ian en Jacqueline weer. De kinderen vinden het erg leuk om met andere mensen Nederlands te kunnen spreken. Wij hebben nog altijd een voorraadje Kaapse Draai bij ons en met van lokale vissers gekochte vissen bereiden we met zijn allen een heerlijk maaltje.
Grensperikelen
De volgende dag rijden we door zandstorm de laatste 350km naar de Marokkaanse grens. Kasa heeft het tegen de wind in best zwaar. Bij de grens aangekomen blijkt de grens al bijna de hele dag dicht te zijn vanwege nogal onduidelijke redenen. Ze beweren communicatieproblemen te hebben. Aan beide zijden staan vele tientallen vrachtwagens en auto’s en in het hokje van de politie liggen alle paspoorten te wachten op een stempeltje. Om een uur of zes komt er plotseling beweging in en worden de namen afgeroepen en kunnen de paspoorten opgehaald worden. Het is inmiddels donker geworden en het stuk niemandsland tussen Marokko en Mauritanië is nog altijd een piste. Met wat gezoek vinden we na een paar kilometer de eerste Mauritaanse politiepost. Omdat het al donker is, er nog mijnen liggen en het laat begint te worden besluiten we hier te overnachten. De meeste andere auto’s rijden wel door. De volgende ochtend gaan we vlot door de formaliteiten aan de grens en er blijkt, in tegenstelling tot een paar jaar geleden een prachtige asfaltweg naar Nouadhibou te liggen.