5 januari – 14 januari 2007
Langs de West Afrikaanse kust
Gambia
De grens Senegal-Gambia gaat heel vlot. Het belangrijkste verschil met Senegal is dat de kinderen langs de weg nu niet meer vragen om ‘velo’ maar om ‘bicycle’ die boven op ons imperiaal liggen. Daar moeten we binnenkort maar eens een oplossing voor bedenken. Na een stuk erg slechte weg komen we aan bij de ferry naar Banjul. Eerst moeten Kasa gewogen worden omdat het een vrachtwagen is. We wegen 8,1 ton, dus dat valt weer mee. Wat niet meevalt is de wachtrij voor de ferry. Die is ongeveer één dag voor auto’s en drie dagen voor vrachtwagens. Eerst proberen we nog met een smoes (zieke hond van Dave) voor te dringen maar dit loopt al snel uit de hand en na een fikse ruzie worden we teruggestuurd naar het begin van de rij. Waarschijnlijk omdat we niet veel steekpenningen wilden betalen. No problem, life is a box of chocolates, we hebben de tijd. Kasa mag gelukkig wel in de autorij staan. Er volgt een lange, hete dag van eindeloos wachten. Het laden en lossen van de ferry duurt eindeloos. Soms hebben we last van de vele tientallen kinderen die zich rot vervelen en hier alle toeristen suf zeuren om cadeaus, pennen, kleding. Ook dagen ze Pieter uit om te vechten en maken ze soms uitdagende of vervelende gebaren. Gelukkig zijn er ook leuke momenten. Zo bezoeken we de lokale brandweerkazerne (met een oude brandweerwagen uit Curaçao!) en eten ’s-avonds gezellig in één van de vele stalletjes langs de weg.
Verder hebben we nog een incidentje met de Plymouth-Banjul rally die al dagen met zo’n zestig auto vlak achter ons zitten maar ons nu bij de ferry inhalen. Het is een Engelse variant van de Nederlandse Barrelrace. Zij krijgen echter wel voorrang in de rij, omdat ze zogenaamd een goed doel vertegenwoordigen, maar daar zijn wij het uiteraard niet mee eens. Het zogenaamde ‘charity’-gehalte van deze rally is namelijk niet veel hoger dan onze trip. Als we op een gegeven moment bijna op de laatste ferry van die dag lijken te geraken en een paar rally auto’s opnieuw proberen voor te dringen blokkeer ik met onze truck de hele rij. Een hoop boze mensen natuurlijk maar uiteindelijk ook wel wat goedkeuring, zelfs van de rally mensen zelf. Uiteindelijk blijken Ruud en Yvonne en wijzelf net niet meer op de laatste ferry te passen en Dave en Craig net wel. Wij slapen, niet al te best, op de kade en de volgende ochtend kunnen we met de eerste ferry ( iets van 6 jaar geleden gebouwd door Damen Shipyards, maar ziet er nu al 25 jaar oud uit) mee naar Banjul. Maar niet nadat toch iets van 30 rally auto’s voor ons worden tussengelaten.
Een half uurtje na aankomst arriveren we op de Sukuta camping waar we de rest en een aantal andere oude bekenden weer ontmoeten. De rest van de dag is schooldag, opruimen, schoonmaken en boodschappen doen. Het volgende verslag zal waarschijnlijk pas over een paar weken uit Mali komen. Het plan is nu om via de Casamance (Zuid Senegal), Guinee Bissau en Guinee naar Mali te rijden.
We staan vier nachten op de camping in Sekuta. Het is een kleine gezellige camping met een restaurantje. Het enige nadeel is dat de bar om 10 uur ’s-avonds sluit. We vullen de dagen met schooldingen doen, de auto weer eens een smeerbeurtje geven, boodschappen doen en een beetje aan het strand zitten. Vooral een strandje in het zuiden, Paradise Beach, is de moeite waard.
Op de camping ontmoeten we verder weer Jeroen en Aron uit België met een Renaultje Express, die we ook aan de grens met Mauritanië waren tegengekomen. Zij hebben veel problemen gehad in Senegal omdat ze geen Carnet de Passage hadden. Uiteindelijk hebben ze 400 euro moeten betalen om door te mogen rijden. Craig en Anja zijn ook weer van de partij en gaan vanaf hier een weekje per vliegtuig naar Sierra Leone. Misschien ontmoetten we hen later weer in Mali. Ruud en Yvonne gaan weer eens op zoek naar onderdelen voor hun Landrover. Die moet weer 4WD gemaakt worden voor een trip door Mauritanië
Dave, de vogelaar, is er ook en moet op deze camping afscheid nemen van zijn reisgenoot van de afgelopen tien jaar. Zijn hond is zo ziek geworden dat hij moet besluiten hem af te laten maken. De Duitse dierenarts die het komt doen kent hem toevallig van een eerdere ontmoeting in Senegal. Zo klein kan Afrika zijn. Al met al een emotionele en droevige gebeurtenis voor Dave.
Gambia is een gemakkelijk reisland aangezien, zeker aan de kust, omdat alles redelijk is ingesteld op toerisme. Er zijn zelfs geldautomaten, alleen deze zijn vaak leeg en als ze werken tergend traag. Bovendien kun je maar zo’n zestig euro in lokaal geld tegelijk opnemen en dat is zelfs in Afrika niet zo heel veel geld. Wat verder opvalt in Gambia zijn de toeristen die hier komen voor een Afrikaans snoepje. Je ziet hier de mooiste Afrikaanse jongens arm in arm lopen met de lelijkste blanke vrouwen, 20 jaar of 60 jaar oud, het maakt hier niet uit.
Visa Nigeria
We horen dat je hier gemakkelijk een visum voor Nigeria kunt krijgen dus we besluiten dat hier te gaan doen. Nu, zo gemakkelijk ging het nu ook weer niet, aangezien ze vonden dat we ook voor de kinderen visakosten moesten betalen, ook al staan de kinderen in onze paspoorten. (zo’n 60 euro per visum) We houden vol dat twee visa voldoende zijn en ze zeggen dat ze contact gaan zoeken met de ambassade in Dakar en hun ministerie. We moeten de volgende dag maar terugkomen. De volgende dag is er uiteraard nog niets veranderd en we gaan maar wachten. Na een uurtje wordt ons wachten beloond en krijgen we alsnog onze (twee) visa.
Na vier dagen is de auto helemaal volgestouwd met melk, muesli, chocaladepasta, pindakaas, siroop, blikvoer, etc uit de supermarkt en fruit en groentes van de markt en een nieuwe gastank voor de lamp. We nemen afscheid van onze reisvrienden en gaan richting Casamance rijden. De laatste 15km voor de grens is een drama, we doen er ruim een uur over. Aan de grens zijn de formaliteiten snel geregeld en rijden we opnieuw Senegal binnen.
Senegal, Casamance
Ook de Senegalese grens is deze keer een fluitje van een cent en een uurtje later zijn we in Abéné waar we Denise (de toenmalige conciërge op de school van Pieter, Janne en Stijn) en mijn djembé-leraar (Ponda) met zijn groep ontmoeten. Het is toevallig de laatste avond dat de groep er is en we vallen met onze neus in de boter omdat die avond het afscheidsfeestje is en er een lokale groep is uitgenodigd om te komen spelen en dansen.
De volgende dag, na het afscheid van de groep, prakken we Kasa door het nauwe poortje binnen de omheining van het campement en de volgende vier nachten staan we heerlijk rustig op het binnenplaatsje. Denise laat ons het dorpje zien en vertelt veel over Abéné. We krijgen onder andere de lokale school te zien en de heilige boom van het dorp. Een werkelijk gigantische kapokboom waarvan verteld wordt dat dit zes in elkaar gegroeide bomen zijn die door de zes families zijn geplant die ooit het dorp gesticht hebben. De heilige boom wordt bewaakt door een stokoude vrouw die zegeningen over onze reis uitspreekt. De boom is ook het symbool van de stichting ‘Bantan Woro’, die Denise en haar man Guido hebben opgericht om o.a. een ambachtsschool op te zetten in het dorp. Het dorp is nog heel erg puur en we genieten van het respect van de mensen. Je wordt hier niet lastiggevallen door zeurders en voor het eerst zijn wij degene die cadeaus (fruit, sieraden) krijgen zonder dat er een tegenprestatie verwacht wordt.
De beheerder Capi en zijn vrouw Eveline zijn geweldige mensen. Hun dochtertje Denise is vernoemd naar ‘onze’ Denise. We eten alle dagen mee met de familie. Eveline en haar zus Agatha koken twee keer per dag een warme maaltijd, meestal rijst met groente met vis of met vlees. Ook onze verse voorraden uit Gambia worden deels verwerkt.
Strandpret
Aan het einde van iedere dag gaan we naar het strand, meestal met minimaal zo’n tien kinderen uit het dorp op sleeptouw. Op het stand spelen de kinderen heerlijk met elkaar en Janne wordt uitgenodigd door de meisjes om dansjes te doen. De jongens introduceren een nieuw fenomeen in Abéné: zandkastelen bouwen. Naar goed Hollands voorbeeld worden er gezamenlijk kastelen gebouwd, compleet met dammen, kanalen en havens.
De derde dag komen Dave, Ruud en Yvonne nog langs voor een nachtje. Uiteraard weer een gezellig weerzien. Dave heeft een lifter bij zich, Patrick. Ze willen via de Casamance naar Tambacounda rijden waar 19 januari de Parijs-Dakar rally passeert. Op zich ook leuk maar je kunt niet alles zien en meemaken. Vanaf Tambacounda nemen Ruud en Yvonne Dave weer mee naar de Zebrabar in St. Louis mee om daarna richting huis te gaan rijden. Dave is inmiddels al weer zover dat hij opzoek gaat naar een nieuw hondje.
Afscheidsfeestje
De laatste avond voordat Denise weer naar Nederland vertrekt hebben we weer een afscheidsfeestje. Ditmaal heeft Denise de bekende trommelaar Bakari uitgenodigd die met vier, naast het vuur warmgestookte, trommels een mooi afscheidscadeautje speelt.
De volgende ochtend nemen we afscheid van iedereen en vertrekken naar Ziguinchor. De weg is redelijk goed. Als we de brug oversteken over de Casamance-rivier zien we dolfijnen spelen in het water. In Ziguinchor halen we geld, een visum voor Guinee Bissau, tanken we alle tanks en jerrycans vol en laden op de markt de auto vol met groente, fruit en jawel 2kg geitenkaas en een grote pot Calvé mayonaise!!
De weg naar de grens is buitengewoon goed en al snel zijn we bij de grens waar we vrij snel Senegal kunnen uitrijden.