17 januari – 25 januari 2007
Lange gravelpistes en revolutie
Slapen aan de grens
De weg tussen de grenspost van Guinee Bissau en Guinee is niet veel meer dan een bromfietsspoortje en na een kilometer of wat arriveren we in het pikkedonker bij een verbaasde groep mensen. Het hoofd van de douane, zit met een vette pens in zijn jurk buiten op de stoep vlees te eten en naar Europees voetbal op TV te lijken. De politie en de rest van het dorp kijken achter hem mee. Snel zetten we onze schijnwerpers uit en melden ons. Ondanks het late tijdstip worden we heel vriendelijk geholpen en worden de formaliteiten soepel afgehandeld. We mogen voor het politiepostje parkeren om te slapen.
Wildpark zonder dieren
De volgende morgen rijden we naar Sambailo waar volgens onze reisgidsen een goed wildpark zou moeten zijn met veel wild en waar we ook zouden kunnen overnachten. De weg erheen is maar iets van 75 km maar door de slechte weg doen we er bijna de hele dag over. Wat ons opvalt is dat de mensen hier iets terughoudender zijn maar als we contact zoeken zijn ze heel vriendelijk en behulpzaam. Onderweg praten we nog met een vluchteling uit Liberia die hier probeert een bestaan op te bouwen. Als we uiteindelijk via smalle karrensporen, waarbij Kasa veel van haar lak aan de zijkanten en bovenkant kwijtraakt, bij het park aan komen blijkt alles verlaten te zijn. De bungalowtjes en alle bijgebouwen zijn overwoekerd en lijken nooit gebruikt te zijn. De loodsen en machines waarmee alles aangelegd is staan er ook nog. Volgens een bord is het in 2002 geopend en gefinancierd met geld uit Europa om de flora en fauna in Guinee te behouden. Het ziet er inmiddels uit alsof het 100 jaar oud is. Na een tijdje komt een oude man met een geweer aangelopen. Het blijkt de bewaker te zijn. Als we vragen wat er gebeurd is verteld hij dat zijn baas naar Conakry, de hoofdstad, is vertrokken. Al het wild is volgens ons afgeschoten en in het park grazen nu de koeien van de nabijgelegen dorpjes. We parkeren naast de waterput met een pomp die nog wel werkt en hebben de rest van de middag een leuke tijd. We zijn helemaal alleen, doen de was, wat schoolwerk, wassen onszelf en gaan ’s-avonds heerlijk rustig slapen.
Eindeloze gravelwegen
De volgende dag rijden we terug naar Koundara en gaan vanaf daar de ruim 250km lange piste naar Labé rijden die volgens de reisgidsen een hel zou moeten zijn. Alweer oude informatie want deze piste blijkt over het algemeen heel goed te zijn. Wel zitten er gemeen harde wasbordstukken tussen waar je maar het beste zo hard mogelijk over kunt rijden. Gevolg van al dat gerammel is wel dat de uitlaat net voor de demper afbreekt en we plotseling het geluid van een supertanker produceren. Met wat slangenklemmen en ijzerdraad weten we de boel weer geluidsdicht te maken en rijden verder. De eerste dag rijden we tot voorbij een ferry, een soort ponton aan een ketting, waar we met handkracht worden overgezet. We slapen ergens langs de weg. Ook de volgende dag is de piste heel mooi en klimmen we over diverse bergpassen en genieten we van de vergezichten. Er is vrijwel geen verkeer op de weg. Af en toe moeten we toeren uithalen op gestrande vrachtwagens te passeren. We moeten er niet aan denken hier pech te krijgen want er is hier echt helemaal niets.
Chutes de la Sala
Vlak voor Labé slaan we rechtsaf een klein weggetje in en rijden ongeveer 40km naar de ‘Chutes de la Sala´, een indrukwekkende waterval van ruim 300m hoog. De laatste 5km is een heksentoer voor Kasa omdat het paadje niet echt geschikt meer is voor vrachtwagens. De kinderen lopen voor ons uit en controleren de weg op takken, grote stenen en zwakke bruggetjes. We parkeren bij een soort uitzichtpunt, net groot genoeg om weer te kunnen keren. Het is werkelijk een fantastische plek. Via een paadje van ongeveer 1km lopen we naar een plaats boven de waterval waar we kunnen pootjebaden en wassen. Je krijgt hier wel een beetje het Tarzan gevoel, ongerept regenwoud en zo´n grote waterval. We blijven hier drie dagen staan om een beetje school in te lopen, te wassen en de auto een smeerbeurtje te geven en de veerstroppen weer wat aan te draaien. Een leiding van de stuurbekrachtiging blijkt door het trillen losgeraakt te zijn en we hebben olie verloren. Er zit gelukkig net genoeg nog in het systeem om de bekrachtiging te laten werken. Reserveolie hebben we helaas niet bij ons. Elke avond koelt het hier snel af en stoken we vuurtjes. De laatste avond bakken we pizza´s in aluminiumfolie op de houtskooltjes, het is een groot succes. Die avond luister ik naar de BBC op de wereldradio en vang iets op over demonstaties in Conakry waarbij mensen zijn doodgeschoten….
Vast door nationale staking
De volgende dag vertrekken we, maar na een kilometer of twintig stuiten we op een wegblokkade. Er staan een stuk of tien jonge mannen, waarvan één met een antiek geweer. Ik vermoed al meteen dat het iets te maken heeft met de doden van gisteren. De sfeer is erg gespannen en vooral de jongen met het geweer lijkt mij een gevaarlijk type. Ik vraag wat er aan de hand is en ze vertellen dat in het hele land de wegen door de mensen zijn afgesloten. Intussen begint de jongen met het geweer stenen voor onze wielen te leggen en zegt dat we 15000 Guinese Francs moeten betalen (ca 2 euro). Hij wijst met de loop van het geweer naar onze banden en begint te schreeuwen dat we een fiets moeten aan hem moeten geven. We betalen vlug 15000 en draaien om, de stenen voor de wielen maken geen indruk op Kasa. In het eerstvolgende dorpje gaan we maar eens vragen wat er allemaal aan de hand is. We worden heel vriendelijk ontvangen en mogen de auto parkeren in een sinaasappelboomgaard. Wat wij niet wisten is dat er al een week een nationale staking aan de gang is, uitgeroepen door de vakbonden, met als voornaamste doel het aftreden van president Conté en zijn regering, die de afgelopen 24 jaar een puinhoop van het land heeft gemaakt. Misschien dat het daarom zo rustig was op de weg. De mensen zijn hem meer dan spuugzat. Wat ze, heel begrijpelijk, vooral dwarszit is dat Guinee heel rijk aan grondstoffen en heel vruchtbaar is en in feite dus één van de rijkste landen van de regio zou moeten zijn. Nu is het één van de armste landen en verdienen mensen te weinig geld voor de allereerste levensbehoeftes. Na de bloedige demonstraties van gisteren is nu het hele land platgelegd door het volk en is de sfeer gespannen. Vooral in de hoofdstad en hier in de bergen waar de mensen altijd al het gevoel gehad hebben onderdrukt te worden. We krijgen sinaasappelen, maniok en zelfgebrande koffie. Ik ontmoet een Amerikaanse zwarte man die hier al 15 jaar woont en die de situatie goed kan uitleggen. Van de gelegenheid maken de kinderen gebruik om weer wat schoolwerk te doen. Aangezien de scholen ook staken komen tientallen kinderen naar ons kijken. Janne speelt met de meisjes klapspelletjes. Als er ooit weer Nederlanders in dit dorp komen en ze horen zingen en klappen ‘Papagaaitje leef je nog, I-a Dea’ , zullen ze raar opkijken.
De volgende ochtend lijkt er weer wat verkeer door te komen. Ik hoor dat de idioot met het geweer uit het volgende dorp door zijn eigen mensen is vastgebonden dus we wagen het er maar op. Inderdaad blijken alle blokkades opgeheven te zijn en we gaan dus maar zo snel als mogelijk richting Mali rijden. Gelukkig hadden we tanks vol met diesel want ook alle tankstations zijn dicht. Met onze voorraad kunnen we 1500km overbruggen, dus dat zit wel goed. Olie voor de stuurbekrachtiging gaan we wel in Mali kopen en postkaarten laten we dit keer maar achterwege. Overal zijn sporen van wegblokkades van stenen en vuren zichtbaar. Labé is de eerste echte stad die we zien in Guinee en inderdaad, alle winkels zijn dicht. Alleen wat vrouwen die groentes langs de straat verkopen. De bakkers werken gelukkig ook, zodat we weer wat vers brood kunnen kopen. Snel rijden we de overigens prachtige weg richting Mamou. We stoppen onderweg ergens langs de weg om te eten. Na een tijdje komt er uit tegenovergestelde richting een grote gehavende vrachtwagen die ronkend en dampend pal voor onze neus stil komt te staan. We denken, wat gebeurt er nu weer. Totdat er iemand uitstapt, vraagt of alles goed met ons is en vervolgens een enorme tros bananen aan ons geeft.
Militaire ‘begeleiding’
In Mamou maken we een navigatiefoutje waardoor we in het centrum belanden. Op zich niet erg maar er staat een groep militairen die ons aanhouden. Er wordt niet naar onze papieren gevraagd maar wel wordt ons, overigens heel beleefd, dringend gevraagd een sergeant mee te nemen naar Dabola. Nou wilden we toch kilometers maken, dus vooruit maar. Ze klagen dat ze door de staking niet naar hun kazernes kunnen, blijkbaar is ook het leger afhankelijk van het openbaar vervoer. Het valt ons wel meteen op dat de mensen niet meer naar ons zwaaien, nu ze een soldaat voorin zien zitten. Het is wel grappig om van de sergeant, die net als de president Conté heet en zelfs uit hetzelfde dorp komt, zijn kant van het verhaal te horen. Volgens hem is niet de president de schuldige maar zijn voorganger.
Op zich heeft hij wel een punt(je) want zijn voorganger heeft ooit getracht van Guinee een soort marxistische staat te maken en dat eindigde helemaal in een grote armoedige chaos. Maar ja we zijn nu 24 jaar verder. Positief is dat hij wel weet waar we in Dabola bier kunnen kopen, want daar waren we inmiddels behoorlijk doorheen. Nadat we de sergeant hebben afgezet rijden we nog een klein stukje verder tot het bijna donker is en parkeren bij een mooi erf langs de weg. De eigenaar blijkt een zeer vriendelijke schoolmeester te zijn die daar met zijn familie leeft. We worden wederom heel hartelijk ontvangen en kunnen rustig eten klaarmaken, een biertje drinken en rustig slapen.
Op naar Mali
De volgende ochtend trakteren we de familie op Nescafé en in ruil krijgen we weer sinaasappelen. Ook de kleinste kinderen drinken hier koffie, met heel veel suiker.
We vullen onze water jerrycans bij de pomp van het dorp. Vanaf hier merken we vrijwel niets meer van de staking en zien ook geen sporen meer van wegblokkades. Vanaf iets voorbij Kouroussa verlaten we het asfalt en volgen we de piste naar Siguiri via dijkjes langs de Niger. We genieten van de natuur, de dorpjes en de mensen. Hier staat het leven al eeuwen stil lijkt het. Na uren hobbelen over beroerde zandpaadjes en door kleine dorpjes zien we opeens een grote nieuwe brug over de Niger die niet op onze kaart staat. Wat blijkt: er ligt een prachtige nieuwe asfaltweg aan de andere oever van de Niger. Waar we uren en uren over gedaan hebben hadden we in een anderhalf uurtje kunnen rijden. Maar toch hebben we absoluut geen spijt van onze weg. Als we eenmaal op het asfalt zitten gaan we snel een plekje voor de nacht zoeken. We vinden een plekje bij een klein akkertje langs de Niger waar tabak wordt verbouwd. De eigenaar vindt het prima dat we hier staan voor de nacht.
Zo langzamerhand raken de voorraden op en wordt het tijd om naar Mali te gaan. Het laatste stuk gaat veel sneller dan verwacht omdat bijna de hele weg naar Bamako is geasfalteerd. Alleen de laatste 40km zijn nu nog piste. Ook de grens is een gemakkelijke. Binnen een half uurtje rijden we Mali binnen.
Al met al is Guinee, deels onbedoeld, een heel bijzondere ervaring geworden en we hopen echt dat de situatie daar niet uit de hand loopt en dat de mensen krijgen wat ze verdienen. We zijn blij dat we in Mali zijn al is het financieel weer even wennen. De camping waar we nu in Bamako staan is per nacht duurder dan de afgelopen tien dagen in Guinee (ca 20 euro, waarvan de 1/3 aan bier, 1/3 aan ferry’s en de rest aan brood). We hebben in ons leven nog nooit zoveel fruit gegeten, dat we allemaal gekregen hebben.
Van tevoren waren we gewaarschuwd voor de vele politieposten en militaire posten waar we zouden moeten stoppen en waar men zou zeuren om cadeaus. In de ruim 800km die we afgelegd hebben in Guinee zijn we niet één keer aangehouden door politie of militairen.