26 januari – 5 februari 2007
Oude culturen en muziek
Ziek in Bamako
Na de gemakkelijke grensovergang van Guinee naar Mali rijden we over een nieuwe geasfalteerde weg naar Bamako. Alleen de laatste veertig kilometers zijn nog de oude piste.
In Bamako vinden we met hulp van onze GPS al snel Hotel Djaboli, met zwembad (!), waar je in de tuin langs de rivier de Niger mag kamperen. Vijf minuten na aankomst liggen de kinderen al in het zwembad. Heerlijk. We trakteren onszelf op een maaltijd op het terras van het hotel, waar we werkelijk een schitterend uitzicht hebben over de Niger terwijl de zon ondergaat. Na enig onderhandelen, krijgen we nog wat korting op de campingprijs voor de kinderen. Tot nu toe mogen ze meestal gratis staan maar hier vragen ze 5 euro per persoon per nacht en daar vallen kinderen ook onder. Jammer genoeg hadden we niet door dat het vrijdag was en dat we dus nu tot maandag moeten wachten voor het regelen van een visum voor Burkina Faso. Maar goed dat geeft dan weer tijd om school te doen, boodschappen, etc. De volgende dag bezoeken we het drukke stinkende hete, maar ook erg kleurrijke Bamako. Van het schoolwerk kwam de eerste dagen daarna niet veel terecht omdat Jacobine en de kinderen één voor één geveld werden door diarree, koorts, misselijkheid en meer ellende. Waarschijnlijk door de enorme hitte hier in de stad gecombineerd met mogelijk een niet de al te beste kwaliteit zwemwater. Ik heb nog steeds nergens last van, gewoon een kwestie van elke dag genoeg Tabasco door de prak mengen. We staan pa aan de Niger rivier wat vooral bij zonsondergang voor ongelofelijk mooie plaatjes zorgt.
Bij Djaboli ontmoeten we de tweelingbroer Arnold en Henk die met hun vrouwen Heleen en Salima met twee verbouwde 4WD auto’s een paar maanden door West Afrika aan het toeren zijn. Kasa wordt door hen omgedoopt tot het ‘ziekenhuis’.
Na een paar dagen is iedereen voldoende opgeknapt, en kunnen we weer de stad in om geld te halen, visums te regelen etc. We vinden een luxueus restaurant met airconditioning waar we, als we wat drinken, gratis mogen internetten via een Wifi verbinding. Eindelijk lukt het om de foto’s te versturen en onze mails en het gastenboek te lezen. Het waren er weer heel wat en we hebben weer geen tijd om iedereen te beantwoorden, maar alsnog bij deze heel erg bedankt. Naast het hotel is een supermarkt waar we weer de ‘hoognodige’ levensbehoeftes zoals vlees, yoghurt, kroepoek (!) en Bavaria bier kunnen inslaan. Bij het postkantoor versturen we de eerste toetsen van de kinderen, in een grote envelop vol met postzegels, naar de wereldschool in Lelystad.
Paspoorten kwijt!
Bij de ambassade van Burkina Faso hebben we de volgende dag nog een incidentje. Als we ’s-middags onze paspoorten komen ophalen geeft de juffrouw achter het loket mij twee Nederlandse paspoorten, maar aan de stickers op de buitenkant zie ik onmiddellijk dat dit niet de onze zijn. Ze kijkt even op de pasfoto’s en zegt dat wij het toch echt zijn. Het duurt even voordat ik haar overtuigd heb maar dan beseft ze de vergissing en begint ze meteen te bellen. Wat blijkt, een ‘blanke met lang blond haar’ heeft tien minuten geleden onze paspoorten meegenomen. Toevallig blijkt deze persoon een folder met telefoonnummer achtergelaten te hebben op het prikbord van de ambassade omdat hij reclame wilde maken voor een camping 20km buiten de stad. Hij is snel gebeld en blijkt nog net niet in de bus te zitten. Na een kwartiertje hebben we onze eigen paspoorten weer en na duizendmaal excuses van de ambassade vertrekken we. We nemen de ‘blanke’, die een Duitser blijkt te zijn en natuurlijk net zo schuldig is aan de verwisseling, een stukje mee buiten de stad en vertrekken dan richting Segou.
Muziek in Segou
Als we in Segou aankomen is het al bijna donker en is het even lastig zoeken naar een kampeerplaatsje. De ‘normale’ camping blijkt een poort te hebben waar we niet onder door kunnen en bovendien zijn alle hotels overvol omdat er een groot muziekfestival (Festival du Niger, www.festivalsegou.org ) het aanstaande weekend wordt gehouden in Segou. Uiteindelijk vinden we na wat gezoek een geschikte overnachtingsplek bij de ‘Chambre de Agriculture’ en spreken met de bewaker een prijs af van ca vier euro per nacht. De eerste nacht staan we er heerlijk rustig maar de drie dagen erna is het iets minder want er komen zo’n tachtig studenten logeren die ‘toerisme’ studeren in Bamako. Wij hebben ze overigens alleen maar zien flirten en ouwehoeren met elkaar en met hun mobieltjes spelen en niet op het festival gezien. De volgende dagen doen we steeds ’s-morgens schoolwerk en gaan we halverwege de middag naar de stad om Segou en het festival te bezoeken. Ondertussen doe ik wat onderhoud aan de auto en bouw bij de kinderbedjes kleine (computer) ventilatoren in.
Het is een vrij groots opgezet festival waar alle bekende bands uit Mali optreden. De bekende bands treden steeds ’s-avonds op en dan heb je een speciaal armbandje nodig om naar binnen te mogen. De armbandjes kosten voor niet Malinezen (zeg maar witten) zo’n honderd euro voor drie dagen en voor Malinezen tien euro. Voor de meeste Malinezen is dit heel veel geld en voor ons (witten) is dit ook best veel. Bovendien zijn deze concerten laat in de avond tot ver voorbij middernacht en dus niet echt handig met kinderen. Achteraf horen we dat het de eerste keer is dat Malinezen moeten betalen en dat bij het eerste nachtconcert hele menigtes door de hekken zijn gedrongen en alsnog de optredens hebben bezocht. Overdag zijn er allerlei kleinere muziekoptredens, poppenspelen, piroque-races, etc. en wordt iedereen op het terrein toegelaten. We mogen alleen niet op de exclusief voor betalende gasten aanwezige tribune plaatsnemen, ondanks dat het festival zwaar wordt gesponsord door de Nederlandse Ambassade en het Nederlandse biermerk Bavaria. Wij vinden het niet zo erg omdat het naast de tribunes eigenlijk ook veel gezelliger is. Het beleid t.a.v. de ticketprijzen en de daar uit volgende chaos leidt wel tot ergernis bij zowel de Malinezen als de Europese bezoekers.
We eten ’s-avonds steeds op het festivalterrein en ontmoeten veel mensen, onder ander mensen van Paradiso en het tropenmuseum uit Amsterdam die speciaal voor tien dagen uit Nederland zijn gekomen om nieuwe bands te horen. Er zijn beroerdere baantjes te verzinnen.
Op een gegeven moment worden we wat opzij geduwd en komen er een stuk of twintig luxe terreinauto’s met veel getoeter het terrein op sjezen, inclusief grote pick-ups met sirenes, vol met soldaten. Uit een grote gepantserde witte Hummer stapt vrijwel naast ons de president van Mali, die voor de show, de TV, etc. een bliksembezoek aan het festival brengt en wat cadeautjes aan de stad en een band komt uitdelen. De mensen zijn allemaal wildenthousiast. Afrika op zijn best.
Politiecontrole
Na vier dagen vertrekken we weer. We gaan verder naar het oosten richting Djenné. Als we Segou uitrijden vragen we net na een rotonde even de weg om zeker te zijn of we de goede weg hebben. Bewegwijzering is namelijk een heel zeldzaam gegeven in Afrika. Echter, een agent die op de rotonde een postje heeft ziet dit anders en vindt dat we op een zeer gevaarlijk punt gestopt zijn. Ik vind zijn reactie wat overdreven en probeer vervolgens ook aan hem vriendelijk de weg te vragen. Hij is beledigd en vraagt onze papieren. Na enige aarzeling geef ik onze goedlijkende gekopieerde papieren en rijbewijs. Omdat het allemaal lang duurde en ik volgens hem niet snel genoeg de auto opzij zet wil hij een boete uitschrijven van dertig euro voor gevaarlijke manoeuvres en voor het beledigen van een ambtenaar in functie. We kunnen de bon en onze papieren op het politiebureau ophalen. We twijfelen even om gewoon maar weg te rijden, maar ja , ze hebben hier wel telefoons, we zijn niet geheel onopvallend en we zijn Mali voorlopig nog niet uit. Boos rijden we na een halfuurtje toch maar naar het politiebureau. Na vijf minuten heb ik de neppapieren weer, zonder een cent te betalen. Misschien heeft mijn dreigement dat ik contact ging leggen met de sponsors van het festival wel geholpen.
Markt in Djenné
Vlak voor zonsondergang, na een pontje over de Bani, arriveren we in Djenné. Op de pont wordt door de kaartjesverkoper ons het huis aangewezen van de Nederlandse schrijver Ton van der Lee. We gaan er even een kijkje nemen. Van der Lee zelf is er niet maar de bewaker van zijn overigens prachtige lemen huis (Zijn boek ‘Zandkasteel’ is een aanrader!) nodigt ons in Malinese stijl uit om hier voor de nacht te blijven staan. Dit aanbod nemen we dankbaar aan, aangezien het hier heerlijk rustig is en langs de rivier, zelfs aangenaam koel. De volgende ochtend bezoeken we het stadje Djenné, een prachtig plaatsje dat ons veel leuker (en een stuk makkelijker) leek om heen te gaan dan naar het veel bekendere Timboektoe waarmee Djenné al honderden jaren mee wordt vergeleken.
We proberen eerst nog met Kasa het stadje in te rijden maar raken al snel verstopt bij de markt. We keren om, parkeren buiten de stad en gaan lopend de stad in. Het is maandag, marktdag en samen met de bekende grote lemen moskee levert dit een prachtig mooi schouwspel op.
Na een paar uur vertrekken we weer en gaan via een mooie piste richting Burkina Faso rijden. Iets van tien kilometer voor de grensplaats Koro parkeren we de auto ergens in de brousse. Al snel arriveren er ongeveer vijftien mensen, waarvan één jongen op een koe komt aangereden, die allemaal op een afstandje nieuwsgierig naar ons en de auto staan te kijken. Stijn en Janne gaan pakkertje met een paar kinderen spelen en is het ijs al snel gebroken. Als het eenmaal donker is verdwijnt iedereen weer en kunnen we rustig gaan eten en slapen. Voor het eerst sinds lange tijd koelt het lekker af ’s-nachts en kunnen we allemaal heerlijk slapen. De volgende ochtend staan we vroeg op en rijden de laatste kilometers naar de grens. De formaliteiten gaan snel en twee uur later rijden we Burkina Faso in, alweer ons achtste land in Afrika. Mali was op de politie in Segou na een heel relaxed land, een beetje heet, maar zeker de moeite waard om nog eens te bezoeken.