11 Kameroen

20 februari – 20 maart 2007
Van de Sahel naar de Jungle

Mandara gebergte

Precies de laatste dag dat ons visum nog geldig was rijden we ’s morgens vroeg Kameroen binnen. Opnieuw is de grens geen enkel probleem en al snel kunnen we verder rijden. Na een paar uur rijden over weliswaar slechte pistes maar met een fantastisch mooi landschap arriveren we in Rhoumsiki.

Volgens de reisgids een toeristenoord, maar wij zien er bijna niemand. Na enig zoeken vinden we een hotel (campement Rhoumsiki), beheerd door een vriendelijke Zwitser en zijn vrouw waar we gratis mogen staan op voorwaarde dat we af en toe ‘s-avonds in het restaurant gaan eten. Deze deal vinden we redelijk, vooral omdat het hotel een mooi zwembadje heeft met een werkelijk prachtig uitzicht over een paar van de mooiste bergen van het Mandara gebergte. Vlak bij het hotel zijn een aantal kernen van oude vulkanen, op de grens van Nigeria en Kameroen.

We zijn wel toe aan wat rust en ook is het weer de hoogste tijd om schoolwerk voor Pieter en Janne in te halen. Ook Stijn proberen we wat mee te laten doen met telsommetjes en letters leren. Al met al staan we hier een dag of vijf en hebben een rustige tijd. ’s-Morgens school en klusjes, daarna zwemmen en spelletjes doen. Na het zwemmen douchen, aankleden, in het restaurant lekker eten, nog een spelletje ‘pesten’ met de kinderen en dan naar bed. Op een ochtend gaan we met een gids een lange wandeling maken door de bergen. De gids, Petit Pierre genaamd, is een sympathieke man en laat ons een paar dorpjes in de omgeving zien en vertelt ons over de gebruiken en gewoontes van de mensen.

De mensen in deze streek houden nog vast aan hun traditionele Afrikaanse religies en cultuur. Vandaar ook dat het toeristen trekt want de rest van Kameroen is, net zoals vrijwel heel Afrika, grotendeels ‘bekeerd’  tot Christendom of  Islam. Toevallig maken we tijdens ons verblijf nog een begrafenisceremonie mee. De overledene wordt in lappen en veren gehuld, en voorzien van een masker onder gezang door enkele mannen op hun schouders door het dorp gedragen en naar een begraafplaats gebracht, zo’n beetje naast ons campement. De ceremonie duurt enkele uren, waarbij vrouwen in een soort trance komen. Wij, en vooral de kinderen vinden het allemaal heel apart.

Elephant camp, geen olifant gezien

Na vijf dagen zijn we weer helemaal bij met school en is het weer tijd om weer verder te gaan. Via Maroua, waar we met onze Visa-kaart geld kunnen halen uit een geldautomaat en we de hoognodige boodschappen doen, rijden we in twee dagen naar het Elephant Camp, een klein privaat beheerd wildpark.

 

We zijn hier weer de enige gasten en mogen op een prachtig plaatsje staan met uitzicht op de rivier de Mayo Mbay. Omdat het bijna Stijn zijn verjaardag is besluiten we hier ook een paar dagen te blijven. Het leuke van dit park is dat je samen met heel goede gidsen, voor een zeer schappelijke prijs, elke dag wandelingen kunt maken door het park. We maken vier keer een lange wandeling door het park en al zien we niet zo heel veel dieren, we genieten er heel erg van en komen elke avond uitgeput bij de auto aan. We zien vele soorten vogels, apen, zwijnen, herten en antilopen maar helaas geen groot wild. Wel zien we steeds verse sporen van olifanten, nijlpaarden, buffels, pythons, hyena’s en panters. We hebben dus net een beetje pech, hoewel? Ook in het kamp zelf komt regelmatig wild en de bewaking van het kamp zet elke nacht een aantal olielampen rond onze truck om wilde dieren op afstand te houden.

Op een keer komen we stropers tegen die in de rivier illegaal aan het vissen zijn. Onze gidsen pakken van de groep de vissen en netten af en geven een waarschuwing aan de stropers om hier niet meer te komen. De vis wordt ’s-avonds verdeeld onder het personeel van het kamp.

Stijn zes jaar!

Stijn zijn verjaardag vieren we met ons vijfjes en het personeel van het kamp. Het personeel heeft de kerstslingers opgezocht en daarmee versieren we onze patio en Stijn zijn stoel. Bien bakt ’s-morgens koekjes en een cake en ’s-middags pannenkoeken en frietjes.  Stijn was hartstikke blij, er waren zelfs cadeautjes: een zaklampje, waskrijtjes en van één van de gidsen gaf een houten schaaltje met pinda’s cadeau. Er komt zelfs een aapje op bezoek, die een glaasje siroop van Stijn krijgt.  Zijn dag kan al helemaal niet meer stuk als hij in de bush een schedel van een Baviaan vindt.

Eindeloze gravelpistes door prachtige natuur

Vanaf het Elephant Camp rijden we naar Ngaoundere waar we slapen op een prachtig plekje bij Lac Tuson, een heilig kratermeer. In Ngaoundere vinden we ook voor het eerst in Kameroen een internetcafé, en via een USB stick haal ik de post op en de berichten in ons gastenboek. Wederom hebben we heel veel post wat we uiteraard heel erg leuk vinden. De volgende dag versturen we nog wat mailtjes, tanken de auto helemaal vol en gaan op weg naar het zuidwesten van Kameroen. Het noorden en het zuiden van Kameroen zijn langs de westkant alleen maar verbonden via slechte pistes en oude krakende bruggetjes, maar wel langs prachtige hoogvlaktes, gebergtes en bossen. We doen het rustig aan en rijden steeds alleen ’s-middags, zodat we ’s-morgens tijd hebben om school te doen. Elke avond vinden we steeds een mooi plekje en omdat we in de bergen zitten is het lekker koel ’s-nachts en stoken we soms een vuurtje.

Paleizen en kratermeer

Onderweg in Famboun bezoeken we nog een mooie markt en het paleis van een echte koning die er nog steeds woont met zijn tientallen vrouwen. Een deel van het paleis is nu een museum.  Vlak voor Bamenda rijden we nog een piste naar een mooi kratermeer op ruim 2000m hoogte. Vanwege de hoogte en daardoor de kou van het water is het veilig om in te zwemmen. We kunnen ons meteen lekker wassen en tegelijkertijd onze kleren een iets frisser geurtje bezorgen.

Wielerronde van Kameroen

Onze aankomst in Bamenda is een heel leuke. Zo’n tien kilometer voor Bamenda worden we door een motoragent de berm in gedirigeerd omdat de wielerronde van Kameroen er aan komt. Na een tijdje wachten zijn de koplopers, een peletonnetje wielrenners en heel veel auto’s gepasseerd. Omdat volstrekt onduidelijk is wat de laatste auto is besluiten we, nadat er al vijf minuten niets meer is gepasseerd, weer te gaan rijden. Het grappige is dat alle wegen naar de finish in Bamenda zijn afgezet en ook alle soldaten en agenten die dit bewaken geen idee hebben wat de laatste auto is. En als wij dan aan komen rijden, met fietsen op het dak, buitenlands kenteken, etc, neemt iedereen aan dat wij bij de wielerronde horen. Een paar agenten vragen aan ons of wij soms de laatste auto zijn. Geen idee. Al met al zijn we nog nooit zo vlot een stad binnen gereden. Al het verkeer was stilgezet, duizenden mensen langs de weg en door gewichtige agenten worden we in een paar minuten tot vlak voor de finish in de hoofdstraat geleid. Later bleek dat er nog zeker een half uur lang renners binnenkamen en dat we gewoon midden in het rennersveld gereden hebben. Bij de finish hebben we nog kennis gemaakt met een paar Nederlandse renners die hier met ploegje meedoen. Ze deden het best goed en Thijs Poelstra hebben we zelfs op de foto staan wanneer hij als derde renner in de koninginne-etappe Kasa passeert.

Bladveer gebroken op de ringroad

In zes dagen rijden we van Ngaoundere naar Bafut waar we alweer onze honderdste reisdag vieren met een avondje uit eten in het restaurant van de Savannah Botanical Garden.  In de botanische tuin mogen we Kasa parkeren voor de nacht en krijgen we de sleutel van een kamer voor een douche. Vanaf Bafut gaan we de volgende dag de zogenaamde ringweg rijden, een panoramische route door bergen, langs rivieren en oude koninkrijkjes. Vlak voor Befang horen we echter opeens een raar krakend geluid en als we gaan kijken zien we dat het hoofdblad van het hulpverenpakket linksachter dwars is afgebroken. We kunnen nog wel rijden en voorzichtig rijden we door in de hoop het ergens te laten repareren. We komen echter alleen maar dorpjes tegen waar ze op zich wel kunnen lassen ware het niet dat de stroom al een paar dagen is uitgevallen. Lassen lijkt ons ook niet zo’n heel goede oplossing en als bij Weh de weg steeds slechter wordt besluiten we om te keren en langzaam terug te gaan rijden.

Reparatie bladveer

De volgende dag rijden we terug naar Bamenda waar we binnen vijftien minuten een tweedehands bladveer vinden en iemand die hem wel wil vervangen. Probeer dat maar eens in Nederland. Omdat het weer steeds slechter wordt en we toch een plekje zoeken voor de nacht nemen we Jules mee. Jules heeft een kleine werkplaats, annex autospuiterij, annex smederij naast de grote markt en gaat de klus in een uurtje voor 10 euro klaren. De regen kletterde inmiddels met bakken tegelijk naar beneden, de eerste regenbui in Bamenda sinds drie maanden.

Even had ik de hoop dat we voor het eerst een werkplaats in Afrika hadden gevonden waar ze een klusje zonder problemen gingen klaren. Maar nee hoor, een paar jonge monteurtjes probeerden het eerder uit elkaar gesprongen verenpakket weer samen te knijpen met de moer en de bout die het verenpakket bij elkaar houdt. Met het gevolg dat ze het schroefdraad kapot draaiden. Ze hadden het echter niet tegen ons gezegd en alles gewoon in elkaar gezet zonder deze bout en alvast bier gekocht om de reparatie te vieren. Helaas voor hen kwam ik er toch achter en dus konden ze de volgende dag weer alles uit elkaar gaan halen, ditmaal om de bout te vervangen. Deze keer bleef ik er bij.  Toen Jules zei dat ze klaar waren heb ik alle veerstropmoeren nog minimaal vier hele slagen aangehaald en betaald. De klus duurde iets langer dan een uurtje…

Afrikaanse straf voor een dief

Intussen had iemand van de werkplaats een jongen betrapt die geprobeerd had een oud motorblok van het terrein te pikken. Ter plekke, naast onze auto, werd de jongen door tientallen mannen en vrouwen berecht en gestraft. Hij kreeg van de eigenaar van het motorblok een paar slagen op zijn rug met een distributieriem en moest een half uur stilstaan met een zwaar blok hout op zijn hoofd, terwijl iedereen hem uitschold, uitlachte en pestte. Afrikaans berechtingsysteem, een beetje middeleeuws, niet zo netjes maar wel afschrikwekkend. Overigens werd er gelukkig niet echt heel hard geslagen, misschien omdat wij er naast stonden. Het was vooral de vernedering die hem strafte, de halve straat bemoeide zich er mee en keek er naar. Het vreemde is dat als je zoiets in Nederland zou zien het waarschijnlijk nogal schokkend zou zijn, maar hier ervaar je het toch anders. We stonden weliswaar op het punt om in te grijpen maar we moeten de mensen hier ook respecteren. Zelfs onze kinderen, die het op zich maar half gezien hebben, snappen best dat het hier soms zo moet werken.

Aan de voet van Mount Cameroun

Aan het eind van de ochtend rijden we verder naar het zuiden. We dalen langzaam af naar zeeniveau. Het wordt steeds warmer en vochtiger. Voor de nacht vinden we een parkeerplaats bij het ziekenhuisje van Loum. Het personeel is erg aardig en we mogen gebruik maken van een douche naast het hospitaaltje. De volgende dag rijden we via een paar grote bananen-, rubber- en palmolieplantages naar de voet van de vulkaan Mount Cameroun, de op vier na hoogste berg van Afrika. In ieder geval zo hoog dat wij de top nooit hebben gezien. Iets buiten het plaatsje Limbe vinden we aan de kust een hotelletje (Hotel Miramare) met zwembad waar we, voor de poort, mogen overnachten.

Na 56 dagen weer aan de kust

De zee is hier niet echt geschikt om in te zwemmen maar het zwembad maakt alles goed. Voor het eerst sinds Abené, Senegal, 56 dagen geleden, zijn we weer aan de kust. We hebben en paar lekkere dagen hier met veel zwemmen. Bien, Pieter en Janne doen weer veel schoolwerk en Stijn en ik wandelen af en toe langs de kust naar het stadje om frisdrank en bier te kopen. We maken terloops nog even kennis met Joop Berkhout, een uitgever in Nigeria die al ruim veertig jaar in Afrika woont. As we vertrekken uit Limbe rijden we nog even een stukje naar het noorden waar een geweldige lavastroom in 1997 net niet de zee heeft bereikt. Er is nu een wandelpad over aangelegd. Ook gaan we nog even naar het strand vlakbij, het zand is hier namelijk pikzwart.

Visums regelen in de hoofdstad

De volgende drie dagen brengen we door in Yaoundé, de hoofdstad van Kameroen, waar we visums moeten kopen voor Gabon, Congo Brazzaville en Congo Kinshasa (DRC). We slapen in de tuin van de ‘Foyer de Mission  Presbyterienne’. Hier ontmoeten we ook sinds lange tijd weer eens een paar ‘overlanders’. Ditmaal een enorme logge en hoge 2WD Scania vrachtwagen van de reisorganisatie Bukima, die hier al twee weken staat met pech, een kapotte koppakking, die uit Zuid Afrika moest worden ingevlogen. Is toch iets dat je standaard meeneemt lijkt mij. De Australische reisleider heeft bovendien malaria (geen profylaxe geslikt), al met al waren de gasten niet allemaal even tevreden. Van hen horen we dat het verkrijgen van een visum voor Angola ook in Gabon en Congo op dit moment niet lukt. Zij hebben hun multiple entry visum in Abuja, Nigeria gehaald, zonder problemen. Heel nuttige informatie voor reizigers die na ons komen maar voor ons nu te laat.

Ook te laat voor twee andere vrachtwagens van hun organisatie die nu in Congo zitten met hetzelfde probleem en nu via een bushweg hebben geprobeerd naar Brazzaville te komen. Met dit soort vrachtwagens gaat dat echt niet en nu gaan ze waarschijnlijk per trein.

Het lukt ons om binnen 48 uur de drie visums te regelen. Voor twee paspoorten zijn we wel 450 euro kwijt, toch eigenlijk belachelijk wat die landen durven te vragen voor een armoedig stempeltje. Ondertussen is er weer tijd voor schoolwerk, wassen, schoonmaken, boodschappen doen, etc. Op loopafstand is er een heerlijke bakker en een supermarkt waar je werkelijk alles kunt kopen.

Nog een keer naar de zee

Na drie nachtjes Yaoundé wordt het weer eens tijd om te gaan rijden. We hebben nog vier dagen de tijd voordat ons visum verloopt en we besluiten die tijd door te gaan brengen in Kribi, een klein vissersplaatsje aan de kust. Ooit een bekend toeristisch plaatsje waar veel expats kwamen, nu een ingeslapen dorpje met een paar hotelletjes, veel vergane glorie. We vonden een kampeerplaatsje pal aan het strand. De eigenaren van dit ‘Free Land Beach’ vragen een paar euro per nacht en verder regelen ze vis, garnalen, bier en frisdrank voor ons. We ontmoeten in het hotel naast ons strand een Duits/Frans stel met drie kinderen dat al 10 jaar in Kameroen woont en regelmatig voor een weekendje naar Kribi komt. Ze hebben elkaar in Nederland ontmoet en hij spreekt nog steeds vrijwel vloeiend Nederlands.

Op een avond zit ik om een uur of elf ’s-avonds voor de auto op het strand nog een biertje te drinken als er een stuk of veertig mannen en vrouwen al zingend met een grote houten schaal en een paar olielampen aan komen lopen. Ze stoppen precies waar ik zit, beginnen zich uit te kleden  en gaan vervolgens in de branding verder met zingen. Toch wel nieuwsgierig geworden vraag ik wat ze aan het doen zijn. Het blijkt een eeuwenoude traditie van deze kuststreek te zijn, elke zaterdagavond wordt precies op deze plek een ritueel gehouden voor de god van de zee. Je maakt toch rare dingen mee in Afrika.

De voorlaatste dag komen er nog twee motorrijders bij ons staan. Rob en Amy, een leuk Australisch stel dat ongeveer net zo lang als ons nu onderweg zijn maar al bijna twee keer zoveel kilometers hebben afgelegd. Ze zijn nu net ‘even’ op en neer naar Centraal Afrika gereden om in een park op de grens van Congo gorilla’s te gaan bekijken. Al met al; twee weken zwoegen door de jungle via wegen die toch echt niet allemaal op onze kaart staan. We hebben een gezellige dag en avond met hen en de kans is groot dat zij ons nog ergens gaan inhalen.

Regen in tropisch regenwoud

Als we vertrekken uit Kribi begint het weer te regenen. We willen via de piste naar Gabon rijden omdat we geen zin hebben om weer helemaal terug naar Yaoundé te moeten rijden. Net als we zo’n twintig kilometer hebben afgelegd en de lucht steeds zwarter wordt komen we aan bij een zogenaamde ‘Barrière de Pluie’, oftewel een slagboom die over de weg gesloten wordt (met hangslot) om te voorkomen dat bij regenbuien vrachtwagens de pistes kapot rijden. Personenauto’s en motorfietsen kunnen er wel door, wij niet. Balen natuurlijk, vooral omdat het helemaal niet veel regent en de man van de slagboom zegt dat het minimaal vier uur droog moet zijn voordat we verder mogen. Tenzij we 5000CFA betalen, aha , nu komt er weer een Afrikaanse aap uit de mouw. Zodra er een paar spetters vallen gaan alle bomen op slot en moeten bussen en vrachtwagens dokken. Een andere chauffeur verteld ons dat er nog acht regenslagbomen op deze weg staan dus dat wordt weer lachen. Goed zeggen wij, wij wachten wel, en spelen dat we absoluut geen haast hebben. Intussen staat er een vrachtwagen achter ons en nog één aan de ander kant van de slagboom. Die willen er ook door en mogen dat blijkbaar ook, zonder te betalen. Tja, dan willen wij ook door zonder te betalen. De prijs is inmiddels gezakt tot twee flessen bier (1000CFA), maar ook dit geven we niet.  Op een gegeven moment gaat het slot van de slagboom en gaat hij open om de vrachtwagen van de andere kant door te laten. Dat gaat zo maar niet en we parkeren Kasa aan de andere kant voor de slagboom. Na een minuutje of tien de weg blokkeren zien ook zij er wel de humor van in en mogen we gelukkig doorrijden. Het regent bijna niet meer. Bij de volgende twee slagbomen betalen we met wat snoepjes en wat kleine muntjes en kunnen we snel doorrijden. De volgende slagbomen op de weg staan gelukkig allemaal open. Het landschap onderweg is fantastisch mooi, voor het eerst voelen we ons echt in een tropisch regenwoud en ook de vele Pygmeeën die we onderweg zien dragen daaraan bij.

De laatste nacht in Kameroen staan we op een koele hoogvlakte op een voetbalveld vlakbij Ebolowa. Het is zelfs zo koud dat we weer onder de dekens moeten kruipen, heerlijk.

Resume

Kameroen is ons heel goed bevallen. Het is een enorm groot land en heeft alle Afrikaanse klimaatzones. We hebben zelfs overwogen ons visum te verlengen. De mensen zijn over het algemeen vriendelijk en behulpzaam. De wegen variëren van verschrikkelijk slecht tot supergoed, dus als je weinig tijd hebt en je wilt toch heel Afrika beleven: ga naar Kameroen.

Het land is belachelijk arm als je het afzet tegen de mogelijkheden die hier zijn. Alles groeit hier als kool maar toch zie alleen maar kleine akkertjes voor eigen teelt. De roofbouw van de bossen is een groot probleem, echter in Kameroen zelf profiteren maar heel weinig mensen hiervan. Een ander groot probleem, net zoals bijvoorbeeld in Nigeria zijn de machtige kerken, zeg maar sektes. Die prediken in alle dorpen en steden, zelfs via radio en satellietzenders en pakken spaarcentjes af van heel veel arme mensen. De mensen zien er hun redding in, doen verder niets meer, en de dominees wonen in paleizen en rijden rond in de grootste en duurste fourwheeldrives

 

210