31 Ethiopië

11 april t/m 5 mei 2008
Wat een bijzonder land!


Eindelijk weer rechts rijden en terug naar het jaar 2000

Aan de grens staat een klein bordje midden op de weg: Keep Right. Eindelijk na zoveel maanden mogen we weer rechts rijden. De Ethiopische grens gaat iets trager dan aan de Keniaanse zijde. Door de invoering van een nieuw computersysteem moeten zo’n beetje alle pagina’s van het paspoort gescand worden en moeten vervolgens ook nog eens alle gegevens handmatig ingevoerd worden.  Een beetje dubbelop lijkt ons en vooral erg traag. Je moet er niet aan denken dat hier honderden buitenlanders per dag zouden moeten passeren.  Gelukkig zijn wij de enigen, althans de enigen met een echt paspoort, die de grens passeren en duurt het ‘maar’ een uur. We wisselen aan grens onze Keniaanse Shillings in voor Ethiopische Birr en rijden het voor ons allemaal nieuwe Ethiopië binnen. Ethiopië is een beetje een buitenbeentje in Afrika. Als één van de weinige Afrikaanse landen is het nooit echt gekolonialiseerd en is er al een Christelijke cultuur zo’n beetje vanaf de tijd van de apostelen. Het is het enige land ter wereld waar nog steeds de kalender van de Romeinse keizer Julius wordt gevolgd en dat geeft wel eens verwarring. Het leuke is dat het nu hier het jaar 2000 is en men hier nu het millennium viert. Er zijn dertien maanden in het jaar en verder begint de dag hier niet om twaalf uur maar om zes uur. Midden op de dag is het weer zes uur.

Stammenstrijd tussen boeren en nomaden

De weg van de grens naar Yabello is prima en we merken in dit gebied nog weinig van de drukte op de Ethiopische wegen waar iedereen ons over verteld heeft. We stoppen bij een mooie vlakte met prachtige surrealistische witte termietenheuvels en we worden door helemaal niemand lastig gevallen. Zie je wel, zeggen we tegen elkaar, het valt best mee.

In Yabello tanken we vol, alweer een meevaller, want de diesel kost hier maar iets meer dan vijftig eurocent. Bij het tankstation wordt ons verteld dat de weg naar Konso dicht is omdat er een strijd woedt tussen nomaden en boeren en dat er pas nog een busje is overvallen. Maar, toeristen zullen ze wel niet lastig vallen. Aangezien er geen andere weg is en we toch naar het oosten willen besluiten we de weg toch maar te gaan rijden. Het is een prachtige eenzame route door de bergen en enorme uitgestrekte valleien waar we alleen maar wat vriendelijk zwaaiende nomaden zien met hun vee. We komen werkelijk geen enkele andere auto tegen. Ergens halverwege is de weg bij een duiker weggespoeld door de regen. In vierwielaandrijving rijden we door de blubber er om heen. Gelukkig gaat het goed. Een kilometer of dertig voor Konso zien we langs de kant van de weg een groepje gewapende mannen zitten, ze zwaaien naar ons. Even verder is een rivier, de brug over de rivier vertrouwen we niet dus rijden we er omheen door de rivierbedding. Als we aan de overkant even stoppen voor een plasje komt er weer een groep gewapende mannen aanlopen. Eén van hen spreekt een beetje Engels. Hij vraagt of we andere mensen met wapens gezien hebben. Ja, zeggen we, een eindje terug langs de weg. Eerst denken we dat ze bij elkaar horen maar dan beseffen we dat ze elkaar willen opzoeken om te vechten. Later horen we dat de rivier een door de overheid vastgestelde grens vormt tussen de nomaden en de boeren. De boeren, op zoek naar meer land, zijn aan de andere kant van de rivier begonnen land te bewerken. Hierdoor is het conflict ontstaan en zijn er in dit mini-oorlogje al enkele doden gevallen. Politie of reguliere militairen bemoeien zich blijkbaar niet met dit soort incidenten. Gelukkig laten ze ons met rust en kunnen we snel doorrijden.

Bedelende kinderen langs de weg

Als we Konso naderen maken we voor het eerst mee dat kinderen stenen naar ons gooien. Ze staan te bedelen langs de weg maar zijn dan blijkbaar boos als we alleen maar zwaaien en doorrijden. Een grote steen belandt op het dak, vlak naast een zonnepaneel. We zijn te perplex om te reageren en rijden hoofdschuddend door. Wat is dit voor raar land?

Na wat gezoek, het hele centrum van Konso is afgesloten i.v.m. de aanleg van een nieuwe weg, vinden we het Green Hotel waar we mogen parkeren en gebruik maken van een douche in een kamer. Op het terras van het hotel, waar mensen biertjes aan het drinken zijn, raken we aan de praat met een lokale pomphouder. We praten over allerlei onderwerpen maar ook hij weet niet wat wij het beste kunnen doen met stenen gooiende kinderen, met een stok afranselen is het enige dat hij kan verzinnen. De volgende ochtend hebben we nog een vervelende discussie over de prijs van het hotel. Behalve de huur van de kamer wil de, overigens bijzonder irritante, manager ook nog geld voor het kamperen. Dat wil zeggen, het parkeerplaatsje gebruiken. De discussie breken we na enige tijd maar af, we starten de motor en rijden kwaad weg.

Vanaf Konso rijden we via een mooi berglandschap langzaam verder naar het oosten. We willen naar de Omo-vallei waar nog diverse traditionele stammen leven. Het is een lange trage weg met af en toe een riviertje waar we doorheen moeten. Het is de bedoeling dat de weg naar Jinka ooit geasfalteerd wordt, maar dat zal nog heel wat jaartjes duren. Tot nu toe zijn alleen de vlakkere stukken opgehoogd en geëgaliseerd, en moeten we vooral veel over irritante bypasses rijden. Maar het landschap maakt alles goed, het is hier erg mooi. Na elke bergpas of vallei belanden we weer in het leefgebied van een andere stam. De mensen en hun huizen zien er steeds weer anders uit. Van stenen gooiende kinderen hebben we geen last maar vooral de eerste vijftig kilometer wordt wel erg veel gebedeld. Als we langzaam steile heuveltjes oprijden rennen groepen kinderen naast ons, schreeuwend: you, you, you of money, money, money.

Traditionele stammen bezoeken in de Omo vallei

Om een uur of vier komen we aan in Jinka waar we net nog het staartje meepikken van de zaterdagmarkt. We laten ons door een paar kinderen begeleiden en genieten van de kleuren en geuren en de vriendelijkheid van de mensen. Dit is het leefgebied van de Ari, landbouwers maar op de markt komen ook bijvoorbeeld Mursi, Banna en Hamer- mensen om bijvoorbeeld groenten, boter, honing, zaden en vee te kopen of te verkopen. Hier is niemand die ons lastigvalt of bij ons bedelt.

Jinka is één van de weinige plaatsen in Ethiopië waar een camping is en daar maken we dan ook dankbaar gebruik van. Bij de Rocky Campsite blijven we drie nachten staan. De kinderen zijn vooral blij met de enorme schommel die aan een hoge boom hangt. Zondag besteden we aan schoolwerk en wat klusjes rond de auto. De regentijd is intussen goed begonnen en regelmatig plenst het met bakken tegelijk uit de hemel. De straten veranderen in riviertjes en de tuk tuks moeten letterlijk door de blubber geduwd worden. Een leuk gezicht vanaf onze camping. Tussendoor zijn er weer perioden met felle zonneschijn. Maandag gaan we met Lalo, een lokale gids, naar het Mago National Park. Niet om wilde dieren te zien maar om leden van de Mursi stam te bezoeken. Het een beetje een tourist-trap, deze mensen bewonen volgens ons speciaal een plekje langs de weg waar toeristen relatief gemakkelijk kunnen komen en tuigen zich elke ochtend op voor een fotosessie. Voor elke foto moet 1 Birr betaald worden. Toch vinden we het wel de moeite waard en heel bijzonder om deze mensen te ontmoeten. Er zijn gelukkig geen andere toeristen deze ochtend en ze vinden vooral onze kinderen ook heel interessant waardoor de sfeer wat meer ongedwongen wordt.

Injera, is het nu lekker of juist vies?

Terug in Jinka bezoeken we weer even de markt en gaan een bord Injera eten samen met Lalo. Injera is het nationale gerecht van Ethiopië en wordt zowel bij het ontbijt, lunch en avondmaal gegeten. Het is een soort zurige pannenkoek, gemaakt van een lokale graansoort, met wat hoopjes net zo zuur vlees, kool en sausjes er op. Maar aangezien het nu vastentijd is (Pasen moet hier nog komen) is er geen vlees bij. De meningen zijn wat verdeeld maar we eten er toch allemaal van, laten we zeggen dat honger rauwe bonen zoet maakte.

Vanaf Jinka rijden we dezelfde weg terug naar Konso, vanwege de regentijd en de vele tseetseevliegen is het niet echt leuk meer om verder de Omo vallei in te rijden. Onderweg zien we op de weg nog een ruim vier meter lange python die net door een paar lokale boeren met AK-47 geweren doorzeefd is met kogels.

Voorbij Konso vinden we een rustig plekje langs de weg voor de nacht. De dag erna rijden we door de riftvallei verder naar het noorden. We rijden langs twee grote meren, Lake Chamo en Lake Abaya en passeren Arba Minch.

Kapotte band op drukke plek

De weg is meestal erg slecht met veel potholes. Maar wat meestal nog vervelender is zijn de vele enorme kuddes koeien en geiten die over de weg geleid worden naar de weiden. Daardoor kunnen we soms tientallen kilometers maar stapvoets rijden. Net na Sodo krijgen we een lekke achterband. Helaas hebben we het net niet op tijd door en is de buitenband kapot. Shit. Onder het toekijkend oog van zo’n honderd nieuwsgierige toeschouwers wisselen we in een half uurtje de band. We worden soms helemaal gek van deze mensen maar kunnen er weinig aan doen. Ze staan op een halve meter afstand ons aan te gapen, zitten overal aan en staan ons vervelend uit te lachen. Er staan een paar dronkaards bij die ons belachelijk maken. Respect en privacy zijn woorden die in Ethiopië heel anders uitgelegd worden en niet lijken te bestaan ten aanzien van buitenlanders.

En weer een telefoondraad kapot gereden

In Awasa gaan we staan bij het Adenium guesthouse, een heerlijk rustpunt in dit overvolle deel van het land. Voor de tweede keer deze reis rijden we een telefoonlijn kapot en weer weten we het zelf te repareren. De straat was al bang een week geen telefoon te hebben en ze konden niet geloven dat wij het zouden kunnen repareren. De verbazing was dan ook erg groot dat nadat ik het gemaakt had en vroeg of iemand even wilde bellen, de telefoon het weer bleek te doen. Bovendien hebben we de draad een halve meter hoger gehangen zodat vrachtwagens er voortaan ook onderdoor kunnen. In het Adenium guesthouse zijn we de enige gasten, er zijn schone toiletten, warme douches en lekkere zitplekjes in een mooi groene tuin met loslopende schildpadden Kortom een leuk plekje. Bovendien worden we hartelijk ontvangen door Jana en Kuratu een Duits/Ethiopisch stel dat de boel hier runt. Toch hebben ze besloten terug naar Duitsland te gaan, vooral voor hun dochters omdat goede scholen hier veel te duur zijn. We blijven een dagje extra om een beetje uit te rusten, schoolwerk te doen en banden te wisselen. Op de achteras staan nu de oude banden van de vooras, zodat we nu overal weer redelijke banden hebben. Ook hebben we nu weer een vol reservewiel.

Paardrijden in de bergen

Vanaf Awasa rijden we, over alweer een weg in aanleg, in een paar uur naar Dodola. Vanaf hier volgen we een klein bergweggetje naar boven naar Chengiti. Achteraf blijkt dat we eigenlijk een gids hadden moeten meenemen maar goed, we vinden wel het huis van berggids Hoessein waar we mogen staan. Tussen wat opgespannen huiden van beesten die door de droogte zijn doodgegaan parkeren we de auto. Vanaf hier kun je wandeltochten maken door één van de weinige ongerepte bosgebieden die nog over zijn in Ethiopië. We staan hier op bijna 2800 meter hoogte in een uitgestrekte groene vallei tussen hoge bergen met hoge bomen. De mensen leven hier in eenvoudige huizen en leven van wat veeteelt en de verkoop van hout. Dankzij een slim opgezet ontwikkelingsproject zijn de bossen opgedeeld in percelen. Elk perceel wordt beheerd door een aantal families waarvan één persoon als aanspreekpunt en verantwoordelijke fungeert. Kappen ze hun eigen bos helemaal kaal dan kunnen ze geen aanspraak meer maken op andere percelen. Toeristen die hier wandeltochten langs berghutten komen maken betalen een kleine bijdrage voor het project en uiteraard voor de gidsen, paarden, etc. Wij willen geen meerdaagse tocht maar kiezen voor twee dagtochten. Hoessein blijkt een goede gids te zijn die ons veel vertelt over de bossen en zijn bewoners, zowel dieren als mensen. De tweede dag maken we lange wandeltocht. We nemen drie kleine paarden mee waarop de kinderen, op de vlakkere stukken, kunnen rijden. Door de droogte van de afgelopen maanden is er al veel vee doodgegaan. De kinderen vinden het paardrijden erg leuk. We steken eerst een paar heuvels over en volgen dan langs bergbeekjes een kloof de bergen in. Het is een koude dag, er hangt regen in de lucht, maar het blijft droog. Helaas voor de mensen hier, want ze snakken echt naar een flinke regenbui. Gelukkig voor ons blijft het droog. Het laatste uur mogen de kinderen helemaal zelf rijden, compleet met de bevelen, ‘Che’ om te gaan lopen en ‘Tosh’ om de paardjes te laten stoppen. Aan het eind van de middag gaan de kinderen en ik nog een dam bouwen in een vlakbij gelegen bergbeekje. We hebben het heel erg naar ons zin, genieten van de mensen hier, van de mooie natuur, en een koude nacht. De balans van Ethiopië is weer even naar positief doorgeslagen.

Ontmoetingen in Addis Abeba

Na twee dagen nemen we afscheid van Hoessein en zijn gezin. Stijns oude warme winterjas en nog wat warme kleren geven we weg aan zijn kinderen. Het grappige is dat wij zelf de jas hadden gedacht voor de jongste dochter, maar de jas wordt aan een jongen van Janne’s lengte gegeven, veel te klein natuurlijk. Maar hij is er dolblij mee en wij dus ook.

Vanaf Chengiti rijden we via Shashemene in één dag naar Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië. Addis lijkt op niets wat we tot nog toe gezien hebben in Ethiopië: brede straten, stoplichten, hoge gebouwen, privéauto’s, stadsbussen en taxi’s (vaak Lada’s met nog zichtbare Nederlandse en Belgische kentekens), grote winkels, etc. Als je dit vergelijkt met waar we vanochtend vandaan kwamen… Maar zelfs hier zie je langs grote rotondes met verkeersagenten toch ook weer plotseling een herder met een kudde geiten of vrouwen met een lading hout op hun rug. Tegen het einde van de middag bereiken we Hotel Taitu waarvan we gehoord hebben dat je hier kunt kamperen op hun parkeerplaats. Dat blijkt inderdaad te kunnen en…er staat een Nederlandse vrachtwagen! Het blijken Peter en Tessa, vader en dochter, te zijn van wie we al in Nairobi gehoord hadden van Simon en Marjon. Ze zijn met hun oude Puch Steyr ook via de westkust van Afrika naar beneden gereden en nu net als wij op de terugweg naar Europa langs de oostkant van Afrika. Verschil is alleen dat zij pas in september vorig jaar zijn vertrokken, ietsje sneller dan wij dus. Ze wachten hier al een week op een visum voor Soedan, maar het wil totaal niet opschieten. Diezelfde avond ontmoeten we ook James en Genevieve, een Zuid Afrikaans stel, ook net aangekomen en ook al dezelfde route gereden langs de westkust en nu na ruim een jaar weer op weg naar London. Eerst gaan we maar eens uit eten bij de vlakbij gelegen pizzeria, biertje drinken en verhalen uitwisselen.

Visum en garage perikelen

De volgende dag is het maandag en tijd om visums te gaan regelen. Eerst naar de ambassade van Egypte voor een visum-aanvraag en dan naar de Nederlandse ambassade om een aanbevelingsbrief te halen die we nodig hebben voor het visum van Soedan. We hebben besloten een transitvisum aan te vragen, maar 14 dagen geldig, maar wel binnen één dag te regelen. De volgende dag gaan we met zijn negenen met Kasa eerst naar de Egyptische ambassade om onze paspoorten weer op te halen en vervolgens naar de Soedanese ambassade voor de aanvraag. Veel formulieren invullen, lang wachten maar na een paar uur mogen we betalen en wordt verteld dat we onze paspoorten morgenmiddag op kunnen halen: dat gaat lekker snel! De dag daarna gaan wij naar dé Mercedes garage van Ethiopië om te proberen een nieuwe uitlaat te kopen. Dat lukt maar deels maar het vervelende is dat we er pas achter komen als ik onze oude uitlaat er al onderuit gehaald heb en het voorste deel al half er onder gemonteerd wordt. Ze blijken het hele achterste stuk niet te hebben. Bovendien hebben we de meest debiele monteur van de garage toegewezen gekregen die gewapend met één sleuteltje 13 in een half uur het werk denkt te komen doen. De goede man verdwijnt om vier uur ’s middags net als de rest van het personeel. Ik moet naar de receptie om te komen betalen, ruim tachtig euro arbeidsloon! Ja, mijnheer, standaard Mercedes tarieven, U heeft er voor getekend, kijk maar.  Ja de groeten. Ik moet weer eens erg boos worden, het werk is niet eens af en het meeste heb ik zelf gedaan met mijn eigen gereedschap! Na een hoop stress en gezeur schrapt een hoge manager, die ook graag naar huis wil, de uren van de rekening en betaal ik. Ik ben daarna samen met Pieter nog een uur bezig om alles te monteren en op te ruimen en gaan we als laatste, 400 euro armer en met maar een halve uitlaat,  het terrein af.  Ondertussen heeft Jacobine onze paspoorten opgehaald bij de Soedanese ambassade, die gelukkig vlak bij de garage is.

We wilden eigenlijk de dag daarna vertrekken maar ik wil toch ook het achterste stuk van de uitlaat hebben. Via via vinden we in een krottenwijk een soort Mercedes werkplaats waar totaal verrotte of zwaar verongelukte bolneuzen, hetzelfde model als wij hebben, weer helemaal worden opgeknapt. Ze blijken een nieuw stuk, origineel Mercedes, uitlaat te hebben. Weliswaar van een ander model maar na inkorten perfect onder onze auto te passen. Over de prijs zijn we het snel eens en ook het monteren laten we door hen doen. Ook laten we wat kleine laswerkjes door ze doen en kopen nieuwe filters. Snel, goedkoop en goed. Nooit meer naar een officiële Mercedes garage gaan dus.

Samen met Peter en Tessa richting Soedan

Ondertussen doen de kinderen die dagen in Addis weer wat school, kopen we een nieuwe reserveband, en eten vooral vaak pizza’s. Behalve een paar supermarktjes, ambassades en autowerkplaatsen zien we niet zo veel van Addis Abeba, maar ja, het is ook maar een vrij gewone drukke Afrikaanse stad vol met rokende auto’s en bussen. Na vijf nachten vertrekken we samen met Peter en Tessa richting Lalibela, in het noorden van Ethiopië. We hebben besloten het traject naar Soedan gezamenlijk op te trekken. Wij rijden voorop de stad uit, in de veronderstelling dat we de weg die in het noorden de stad verlaat moeten hebben. Na twintig kilometer begin ik te twijfelen en ga toch maar eens goed kijken. Oeps, we hadden de oostelijke weg moeten hebben… We draaien om en een uurtje later staan we wel aan de goede kant van de stad. De weg wordt ook hier weer door Chinezen verbreed en geasfalteerd waardoor we kilometerslang via tijdelijke omleiding weggetjes moeten rijden. Schiet allemaal niet echt op. Op iets van honderd kilometer van Addis worden we ingehaald door een mooi rode Volkswagen kever. De man stapt uit en stopt ons. Het blijkt een Duitser te zijn die ons uitnodigt in zijn huis in Debre Berhan, zo’n twintig kilometer verderop. Joseph, zo heet hij, werkt hier voor een paar jaar voor een aantal lokale scholen om de leraren beter op te leiden. We worden heel hartelijk ontvangen, krijgen overheerlijke spaghetti van hem en terwijl de kinderen gezamenlijk een DVD bekijken drinken wij een paar biertjes. Pieter is helemaal gek op zijn kleine vervet-aapje. Zoals zo vaak met mensen die in Afrika werken en of wonen, een interessante man met een verhaal.

Lange rijdagen door prachtige berglandschappen

Na ons afscheid de volgende morgen rijden we een lange dag naar Dessie. De weg kronkelt soms over mooie hoge bergpassen en dan weer door brede valleien. Pasen is vandaag begonnen en overal langs de weg zien we grote groepen mensen, vaak in witte kledij, op weg naar markten en familie. De vastentijd is voorbij en heel wat geiten en schapen eindigen die dag in de pan. Pas aan het eind van de middag, net voor het donker wordt vinden we een slaapplekje bij het Awash Green Land Hotel, aan de rand van Dessie. Na en snelle hap en een paar biertjes gaan we vroeg naar bed.

Ook de volgende dag is weer een lange rijdag, en ook weer één met prachtige landschappen, maar wel vaak erg slechte wegen waardoor het allemaal niet zo snel gaat. Het is nog steeds Pasen en daardoor waarschijnlijk ook niet zo druk op de weg. Alleen de Chinezen gaan gewoon door met wegen bouwen. Het is werkelijk ongelofelijk op hoeveel plaatsen de China Bridge & Road Company bezig is in Afrika. Vaak met Steyr zandwagens, gemaakt in China. Daar kunnen we Peter dus een beetje mee plagen, dat hij dus eigenlijk een Chinese auto heeft. En als je dan vervolgens op de projectborden ziet dat ze voor iets meer dan dertig miljoen dollar ruim honderd kilometer asfaltweg aanleggen dwars door de bergen dan mogen de Nederlandse aannemers blij zijn dat ze nog niet in Europa aan het werk zijn. We passeren een pas van bijna 3500 meter hoog en op dat soort hoogtes roken onze auto’s dikke zwarte wolken uit de uitlaat. Maar het gaat allemaal goed. Alleen Peter krijgt net na die hoge pas een klapband waardoor zijn stalen spatbord zelfs verbuigt. We slapen die avond net voor Gashena op een hoogvlakte, ons hoogste bivak tot nog toe, op ruim 3000 meter hoogte. Na een tijdje komen er wat mensen van nabijgelegen huisjes, eigenlijk meer tenten, ons bezoeken. Gelukkig zijn het geen bedelende mensen, tot zonsondergang blijven ze ons alleen maar aanstaren. We delen wat popcorn uit en als het donker wordt vertrekken ze. Het is voor ons moeilijk voor te stellen hoe deze mensen, toch echte Afrikanen, het volhouden op deze barre hoogvlakte. Het is ijskoud en er waait een gure wind, de mensen hebben nauwelijks kleren en schoenen, ze lopen in dezelfde lompen als de rest van Afrika. Waarom maken ze zelf geen schoenen? Dierenhuiden genoeg zou je toch zeggen.

800 jaar oude kerken, uitgehouwen in de rots

De volgende ochtend slaan we rechtsaf en rijden we de hoogvlakte af. Alweer een prachtige route door mooie valleien en heel ruige landschappen. Net voor Lalibela gaat de weg weer steil omhoog en zitten we weer op ruim 2500 meter hoogte als we de auto’s parkeren bij het Seven Olives Hotel in Lalibela.

Lalibela is wereldberoemd om de vele christelijke kerken en kloosters die hier in de twaalfde en dertiende eeuw zijn uitgehouwen in de rotsen. Aan het eind van de middag bezoeken we er alvast een paar samen met een officiële gids, Getanew. Het is wonderbaarlijk om te zien met hoeveel precisie de kerken zijn uitgehouwen uit een ooit massieve berg. Een aantal kerken is sinds een paar jaar voorzien van enorme luifelconstructies, gebouwd en betaald door de Unesco, om de kerken te beschermen tegen erosie door regen. Het is begrijpelijk maar het maakt het er niet mooier op natuurlijk. Van binnen zijn de kerken voorzien van vele uitgehouwen pilaren, nissen en beeltenissen maar ook van schilderingen en beschilderde doeken. Vaak met voorstellingen van de heilige st Joris en St Michael, toch wel de belangrijkste legendes in de Ethiopische kerk.

Door de hel naar de kerk

’s Avonds ontmoeten we James en Genevieve weer en gezamenlijk gaan we ergens Ethiopisch eten. Uiteraard weer een paar St. George biertjes en injera, ditmaal met vlees. Het bier ging er best in maar injera zullen we waarschijnlijk niet snel meer eten. Het was mogelijk niet de beste kwaliteit en het is moeilijk om te wennen aan de bittere nasmaak. Ook vlees en bonen worden zuur gekruid en dat maakt het geheel er niet erg smakelijk op. De kinderen zijn slimmer geweest en hebben frietjes besteld.

Om half negen de volgende ochtend ontmoeten we Getanew weer die ons de rest van de kerken laat zien. Er zitten een paar heel mooie bij en grappig is om te zien dat elke keer als je een kerk binnen wandelt de priester, zeg maar de bewaarder, opstaat, de slaap uit zijn ogen wrijft en gewapend met een kruis klaar gaat staan voor een foto. Ook daar schijn je voor te moeten betalen maar dat vinden we een beetje onzin, aangezien we al twintig dollar moesten betalen om binnen te komen. De kinderen vinden alle gangen en nauwe trappen het leukst om door te lopen. Bij de beroemdste kerk, de Bet Giyorgis, ontdekken ze door de zon gedroogde lijken in nissen. Ook altijd interessant natuurlijk. Eén van de kerken is te bereiken via een smalle lage inktzwarte donkere tunnel, die de hel voorstelt. Zonder zaklamp wurmen we er ons doorheen eigenlijk best leuk die hel, vinden de kinderen.

‘s Middags luieren we een beetje doen we wat kleine klusjes. Die avond gaan we met zijn allen gewoon Europese kost eten bij het restaurant van de Seven Olives.

Modderpaden en valpartij

Vanaf Lalibela willen we in één dag naar Bahir Dar rijden, maar door de regen die de dag ervoor is gevallen is de toch al niet al te beste weg op sommige plaatsen veranderd in een glijbaan. Bussen en vrachtwagens komen niet door de moeilijke stukken en zitten overal vast in de modder. Ook wij glijden af en toe een beetje maar met vierwielaandrijving komen we er met niet al te veel moeite doorheen. Alleen moeten we steeds wachten tot bussen en vrachtwagens die de weg blokkeren eruit getrokken of geduwd zijn zodat wij er doorheen kunnen. Ook op deze weg maken we het weer een keer mee dat kinderen stenen naar de auto gooien. Jacobine wil ze een lesje leren maar gaat bij de achtervolging zelf finaal onderuit. Overal schrammen en blauwe plekken. Ik probeer het daarna ook nog een keer maar het heeft weinig zin om op onze leeftijd op 3000 meter hoogte achter een paar ondeugende kinderen aan te gaan rennen. Voortaan hebben we een katapult voor in de auto, zeg maar als afschrikking. We slapen die avond langs de weg, verkeer is er niet of nauwelijks vanwege de moddergaten.

Kloosters bezoeken op eilanden

In Bahir Dar zien we de volgende ochtend bij het Ghion Hotel James en Genevieve weer. Het hotel is pal gelegen aan Laka Tana, het grootste meer van Ethiopië en de bron van de blauwe Nijl. De rest van de dag doen we de was, wat school, kloppen we vijftig kilo modder van de auto en smeren we alle draaipunten weer eens. Na deze wel erg productieve dag trakteren we ons met een etentje in het hotel. Ze hebben hier heerlijke vis- en vleesschotels, pizza’s etcetera. Voor de volgende ochtend hebben we een boottochtje naar het dichtstbijzijnde eilandje, waar het klooster Debre Maryam op staat, georganiseerd. Op en rond het meer zijn vele kloosters en kerken gebouwd, de meeste al rond de veertiende, vijftiende eeuw. Wij bezoeken alleen deze en een klooster vlak bij de bron van de Nijl. Het zijn beide kloosters waar ook vrouwen mogen komen, er zijn namelijk ook vele kloosters die alleen door mannen bezocht mogen worden. Op zich zijn de gebouwtjes niet eens zo heel bijzonder maar de sfeer er om heen en het idee dat monniken en priesters hier al vele honderden jaren in deze absolute leegte leven maakt het wel heel apart. Wat ook heel bijzonder is, zijn de eeuwenoude boeken, geschilderd op geitenvellen. Zowel de Bijbelverhalen, vooral het nieuwe testament natuurlijk, maar ook bijvoorbeeld de mythische verhalen over St Joris en St Michael We krijgen weer wat injera en honingbier aangeboden maar de meesten onder ons bedanken er vriendelijk voor.

Markt van Bahir Dar

Op de markt in Bahir Dar kopen Bien en Tessa een stapel loodzware aardewerken injera-bakplaten. Niet om injera in te maken maar als decoratie of bijvoorbeeld op het vuur brood te bakken. Helaas zouden ze de reis niet overleven want ergens op een slechte weg in Soedan zijn ze later in tientallen stukken gebroken. Het is een mooie grote markt waar ook goed te zien is hoe oude banden hier gerecycled worden. De banden worden helemaal laag voor laag losgesneden en alles wordt opnieuw gebruikt. Nylondraden, staaldraad en repen rubber worden los verkocht aan bijvoorbeeld boeren en schoenmakers. Van de loopvlakken worden onder andere schoenzolen gesneden. Wij kopen een waterzak gemaakt van oude banden.

Na twee dagen vertrekken we weer. De weg van Bahir Dar naar Gonder is geheel geasfalteerd en in prima staat, eindelijk weer eens lekker ontspannen rijden. Helaas is één van de banden, waarschijnlijk door het lang in het bandenrek liggen, wel erg eivormig geworden en dat merken we eigenlijk alleen maar op een goede asfaltweg. Bij snelheden tussen de veertig en vijftig is het net of we in een kermisattractie zitten. We hobbelen met zijn allen op en neer, steeds sneller, totdat we voorbij de vijftig kilometer per uur zijn.

Tolkien in Afrika

In Gonder meren we af bij het Terera hotel, vlak bij het centrum. Alweer zo’n totaal opgebruikt en smerig hotel van minimaal zestig jaar oud. Alleen aan de marmeren trap is nog te zien dat het ooit wel iets heeft voorgesteld. Nu is het een grote lekkende stinkende bende met kamers als holen. Gelukkig mogen wij gewoon op de parkeerplaats staan en kunnen in onze eigen bedjes liggen. Met Peter en Tessa gaan we ’s avonds in een nabij gelegen restaurant een soort opgewarmde pizza eten, niet echt lekker, maar ja beter iets dan niets. We hadden vijf verschillende pizza’s besteld maar ze zagen er allemaal precies hetzelfde uit. Als we terug lopen regent het en het zou de hele nacht blijven storten.

Gonder, net als Roha, de vroegere naam voor Lalibela, klinkt in onze storen als een stad uit de boeken van Tolkien, en zien er ook een beetje uit. Het zijn unieke plaatsen in Afrika. Een vroeger Christelijk kruispunt op belangrijke handelsroutes tussen India, Afrika en Midden Oosten, te midden van vruchtbaar land, groeide in de late middeleeuwen uit tot een rijke ommuurde stad met kastelen, bibliotheken, baden, paleizen en vele kerken. De ommuurde keizerlijke en koninklijke paleizen staan er nog steeds, deels gerestaureerd. De gebouwen hebben zichtbaar zwaar geleden onder de vele intriges, branden en oorlogen die hier, tot en met de tweede wereldoorlog, gevoerd zijn. Voor de kinderen is het weer de perfecte speeltuin, trappen, kelders, torens, oude leeuwenkooien enzovoorts.

Op zondagmiddag loop ik met Pieter naar de Debre Berhan Selassie kerk, één van de bijzonderste kerken van Ethiopië, met de mooiste Ethiopische schilderkunst. Zondag is bovendien dé favoriete trouwdag in Ethiopië en ook in deze kerken zijn twee huwelijksceremonies aan de gang. Het is inderdaad een mooie kerk en bijzonder omdat hij rechthoekig is en niet zoals de meeste kerken kier, achthoekig. Vooral de muur- en plafondschilderingen zijn heel bijzonder. Afgezien van het ietwat valse en Arabisch klinkend gezang van de hoofdpriester, versterkt met luidsprekers op het dak, is het mooi om de huwelijksceremonie te zien. Monniken en priesters dansen en zingen, begeleid door trommels en bellen, langdradige eeuwenoude liederen. De Ethiopische kerk kent haar eigen liturgie en gezangen die in werkelijk niets lijken op wat wij in westerse kerken gewend zijn.

Afdalen naar de Sahara, op naar Soedan

Vanaf Bahir Dar rijden we samen met Peter en Tessa naar Al Qallabat, de grensplaats met Soedan. Ook deze etappe duurt weer bijna een hele dag. Vanaf de Ethiopische hoogvlaktes dalen we geleidelijk af naar de Soedanese laagvlaktes, zo’n tweeduizend meter lager. De eerste uren rijden we nog over kleine bergweggetjes en hebben we nog ons laatste stenengooi incident. De jongens zijn ons weer te vlug af maar ditmaal kunnen we wel een aantal volwassenen die er bij stonden heel duidelijk maken dat dit echt niet normaal is. Met het dalen verandert het landschap volledig en natuurlijk ook de temperatuur. In plaats van een aangename dagtemperatuur van iets boven de twintig graden is het op eens veertig graden. Dat is wel even wennen geblazen. Bij de grens aangekomen is het een kwestie van formuliertjes invullen en paspoort en carnet afstempelen. Binnen een half uur staan we aan de Soedanese grens.

Uitgebreide resumé voor dit bijzondere land

Ethiopië is voor ons een land van uitersten gebleken, prachtige landschappen en prachtige mensen maar daar tegenover ook overbevolkte lelijke gebieden en te veel en te irritante mensen. Door het feit dat we redelijk snel moesten reizen om de flinke afstanden te overbruggen hebben we niet veel echte rustpunten gehad. Ook daardoor is het moeilijk om achteraf de balans positief te stellen. We denken met het meeste plezier terug aan plaatsen als Jinka en Chengiti waar we ongestoord tussen de mensen konden bewegen en wederzijds respect bestond. Reizen betekent nieuwe mensen tegenkomen en dat betekent in Ethiopië vaak een onplezierige eerste kennismaking: geef me geld, je eten, je kleren of wat maar ook. Na verloop van tijd wordt het contact dan wel weer iets normaler. Nu hebben we dat wel vaker in Afrika meegemaakt, maar dit sloeg letterlijk alles. Als je in Ethiopië nee zegt, terwijl er twintig mensen hun hand ophouden, word je vaak kwaad aangekeken, slaan ze op de auto, of nog erger, worden er stenen naar je gegooid. Om het voor onszelf te verklaren vergeleek ik Ethiopië meestal met een land vol onopgevoede kinderen die gewend zijn om cadeautjes te krijgen. Die willen alleen maar meer en meer en weten ook eigenlijk niet hoe ze zich anders moeten gedragen.

Ethiopië is wereldwijd vooral bekend vanwege de oorlogen en hongersnoden uit de jaren zeventig en tachtig en nog steeds rijden er dagelijks talloze voedselkonvooien het land binnen. Door die eindeloze importen van over-gesubsidieerd en overtollig voedsel uit vooral de Verenigde Staten is er een merkwaardige situatie ontstaan. Een groot deel van het land is, dankzij de hoge ligging en de vele rivieren en meren, één van de meest vruchtbare gebieden van Afrika. Maar de boeren krijgen geen eerlijke prijs voor hun producten vanwege de concurrentie van gratis voedselimporten., waardoor ze vaak niet veel meer produceren dan ze zelf nodig hebben. Ook de overheid doet er weinig aan om water op te slaan, het water spoelt allemaal zo het land uit. Hierdoor blijven voedseltekorten bestaan en is het cirkeltje rond. Tot op de dag van vandaag is er te weinig voedsel en zijn er gebieden waar mensen echt honger lijden. Nog vervelender, voor ons toeristen, is dat door deze giften en dit beleid een enorme bedelcultuur is ontstaan. In sommige gebieden houdt werkelijk iedereen zijn of haar hand op zodra er een blanke langskomt. Heel veel mensen zijn lange periodes of nog steeds afhankelijk van hulp en voedsel uit Amerika en Europa en de mensen verwachten dat ook toeristen hun geld en spullen weggeven. Uiteraard kunnen en willen wij dat niet. Juist door iets zomaar weg te geven houden we deze cultuur in stand en verliezen de mensen hun eigenwaarde, trots en ondernemersgeest.

In dit soort landen dringt het pas echt tot je door dat het ontwikkelingsbeleid van de westerse landen van de afgelopen decennia schandalig gefaald heeft en uiteindelijk het land en de bevolking, ondanks dat er natuurlijk ook levens gered zijn en nog steeds worden, alleen maar geremd is in haar ontwikkeling. Om de armoedecirkel te doorbreken zal ook alles gedaan moeten worden om de bevolkingsexplosie te stoppen want dit is echt de grootste rem op de ontwikkeling. Ruim de helft van de bevolking is jonger dan vijftien jaar. Een ander probleem is dat er ongelofelijk veel vee wordt gehouden, waarschijnlijk vanuit de nomadencultuur en de traditionele manier om welvaart en kapitaal op te bouwen. Voor al die enorme kuddes is er op veel plaatsen gewoon te weinig weidegrond en water en wordt werkelijk elke vierkante meter kaalgevreten, met alle gevolgen van dien. Veel vee ziet er dan ook erg slecht uit. Het enige dat waarschijnlijk echt zin heeft is goede scholing, mensen, zowel jong als oud, bewust maken, het mensen mogelijk maken wat geld te lenen, eerlijke handelsovereenkomsten te bieden en buitenlandse investeringen. Wat dat betreft is de Chinese puur zakelijke manier van ‘ontwikkelingssamenwerking’ misschien niet eens zo slecht.

Alle foto's op een rijtje:

193