20 juni t/m 26 juni 2008
Parel van het Midden Oosten
Dure grens
Na een snelle maar saaie boottocht arriveren we om een uur of acht ´s avonds in Aqaba, de havenstad van Jordanië. Na een half uurtje wachten mogen wij als eerste van de boot afrijden, omdat we als laatste de boot, in zijn achteruit, zijn opgegaan. Ook aan de Jordaanse grens moeten we weer de nodige bureaucratische rompslomp doorworstelen. Behalve een X-Ray scan, waar de hele vrachtwagen door moet, moet er uiteraard weer voor diverse zaken betaald worden. Visa´s zijn in Aqaba gelukkig gratis maar we moeten wel flink betalen voor een verzekering, wegenbelasting en een extra belasting voor buitenlandse vrachtwagens. Voor een weekje Jordanië doorrijden zijn we ruim 160 dollar armer. Als het gebruikelijke papier- en stempelwerk afgehandeld is, is het al tegen elven voordat we eindelijk het haventerrein mogen afrijden. Gelukkig is het niet ver rijden naar het Bedouin Moon Camp waar we op een klein terreintje boven het hotel de auto´s kunnen parkeren. Snel de kinderen op bed gelegd, biertje gedronken en gaan slapen. De volgende ochtend zijn we eerst maar eens lekker gaan zwemmen in de vlakbij gelegen zee. Net als in Dahab ook hier weer een mooi koraal waar je prachtig kunt snorkelen.
De Russen winnen verdiend
Jacobine doet de rest van de dag schoolwerk met de kinderen terwijl Peter, Tessa en ik Aqaba gaan verkennen. We doen wat boodschappen en zoeken een geschikte plek waar we vanavond de EK/kwartfinale Nederland-Rusland kunnen bekijken. Aqaba blijkt een best aardig plaatsje te zijn en wat ons vooral opvalt, is hoe schoon en keurig de straten, winkels en markten in het centrum zijn. We kunnen kiezen uit ongelofelijke veel soorten groenten, fruit, noten, kazen, olijven, etc. Echt een groot verschil met Egypte. Ook de prijs, want alles is hier wel een stukje duurder. Wat we niet zien zijn de grote vluchtelingenkampen met Palestijnen die hier al ruim dertig jaar wonen. Die zijn blijkbaar goed verborgen. In totaal schijnen er in Jordanië bijna één miljoen Palestijnen te wonen, zonder vaste status en zonder al te veel hoop ooit terug te kunnen keren. Terug bij het Bedouin Moon Camp, zo´n vijftien kilometer onder Aqaba, niet ver van de Saoedi-Arabische grens, gaan we eerst maar weer eens met zijn allen zwemmen en snorkelen. Als we teruglopen naar de auto´s spreken we een vriendelijke man, die onder aan bij de weg een soort huisje heeft met een TV en schotel. Hij blijkt ooit in Nederland gewoond en gewerkt te hebben maar wat belangrijker is: hij heeft de benodigde kaart in zijn satellietontvanger te hebben voor Al Jazeera, en dus voor voetbal kijken. We worden uitgenodigd om bij hem vanavond de wedstrijd te komen kijken, lekker dichtbij en gemakkelijk dus. Vol vertrouwen gaan we ´s avonds samen met de kinderen en een stuk of tien Jordaniërs buiten op de stoep van zijn kotje de wedstrijd bekijken. Het is al kwart voor tien als de wedstrijd begint. Wij hebben bier en snoepjes meegenomen, zij hebben thee en zoete koek. Maar helaas, ook na verlenging blijken de Russen te sterk. Het prachtige voetbal dat we het Nederlandse elftal zagen spelen tegen Italië en Frankrijk was geheel verdwenen. De Russen winnen verdiend. Teleurgesteld trekken we ons na de wedstrijd terug en gaan met een zwaar hoofd slapen.
Lawrence of Arabia achterna in Wadi Rum
Gelukkig staat er de volgende ochtend, zoals altijd hier, weer een stralend zonnetje. Het prachtige koraal en de vele soorten vis maken alles weer goed en doen de afgelopen avond snel vergeten. We gaan douchen en vullen al de jerrycans met water. Nog even snel de email gecontroleerd, James en Genevieve blijken Syrië niet in te mogen, vanwege hun paspoort. Aan het eind van de ochtend vertrekken we richting Wadi Rum, een mooie woestijn op twee uur rijden afstand. De weg is prima. De woestijn is vooral bekend vanwege de prachtige rode rotsformaties te midden van uitgestrekte zandvlaktes. Lawrence of Arabia heeft hier rondgezworven en over deze prachtige woestijn geschreven. Enkele kilometers voorbij de toegangspoort verlaten we het asfalt. Inderdaad, een toegangspoort, het is namelijk beschermd gebied, altijd weer een mooi excuus om entrees te heffen.
Nog altijd wonen er bedoeïenen die hun geiten laten grazen over de droge rivierbeddingen. Maar de meeste inkomsten komen nu van toeristen die zich per jeep door de bedoeïenen laten rondrijden door de woestijn. Als we een kwartiertje van het asfalt zijn parkeren we de auto´s langs een zandpad onder aan een hoge massieve rots. Voor Stoffel is het zand iets te zwaar werken. Net naast het pad rijdt Peter zich vast in het zand. Ook voor ons is het eigenlijk te mul om er te rijden zonder de banden af te laten, maar we proberen het toch. We vinden het te veel werk omdat we ze dan later weer op moeten pompen. Samen net Tessa maken we een rondje met Kasa door het gebied. We rijden bijna veertig kilometer door een prachtig landschap via zandpaadjes en af en toe wat zandduintjes. Het kleine plattegrondje dat we bij de toegangspoort hebben gekregen blijkt waardeloos te zijn en op gevoel en kompas rijden we rond tussen de bergen. Met wat kunst en vliegwerk redden we het zonder vast te komen zitten. We zijn maar net op tijd terug bij Peter voor de zonsondergang. Zonsondergangen in de woestijn zijn meestal heel mooi maar hier is het wel heel erg bijzonder.
Toch nog één keer de banden aflaten
De volgende morgen wandelen we naar een nabijgelegen kloof waar nog hele oude rotssculpturen te zien zijn. Helaas zijn we een beetje aan de late kant want er komen net een stuk of tien tourjeeps met Japanse en Italiaanse toeristen aan. We lopen en klimmen de kleine kloof in maar tussen al die oude, langzaam voortstrompelende vellen is er niet veel aan. Na een kwartiertje lopen we maar weer terug naar onze auto’s Als we van ons kampeerplekje weg willen rijden zakken onze wielen hopeloos weg in het zachte zand. Pieter en Janne hadden de avond daarvoor een diepe kuil gegraven voor het achterwiel, waardoor even later alle wielen zich beginnen in te graven. Moesten we alsnog de banden leeg laten lopen… De kinderen nemen ieder weer een wiel, net als in Mauritanië, eigenlijk precies waar ze op gehoopt hadden. Nog één keer. Met 3,5 bar in de banden rijden we er gelukkig gemakkelijk uit en kunnen moeiteloos door de lastigste stukken terug naar het asfalt rijden. Peter baalt ervan dat hij het niet gezien heeft, hij was namelijk al vertrokken, hij had ons er graag uit gelierd.
De verborgen stad van Indiana Jones
De weg naar Petra, de Kings Highway genoemd, is een mooie weg door de bergen met af en toe eindeloze vergezichten. Voor onze auto´s is het weer flink werken geblazen. De weg loopt via hele steile klimmetjes en afdalingen. We zitten weer dik boven de duizend meter en dat betekent dat het (voor ons) lekker koel is, een graadje of dertig. Aan het eind van de middag bereiken we Wadi Musa waar hét toeristisch symbool van Jordanië te vinden is. Hier bevinden zich namelijk de overblijfselen van de ruim twintig eeuwen oude Arabische stad, Petra. De stad is eeuwenlang een belangrijk handelscentrum geweest op oude handelsroutes naar het oosten en daarna vergeten en verborgen gebleven voor de buitenwereld. We kopen kaartjes voor twee dagen en bezoeken diezelfde middag alvast een keer de oude stad. Omdat we laat zijn, zijn er bijna geen andere toeristen meer en hebben we de plaats praktisch voor onszelf. Het late middaglicht zorgt voor kleurrijke contrasten. Na tien minuten lopen door een lange, diepe, smalle kloof zien we dan opeens de bekende, prachtige in de roodroze rotsen uitgehouwen gevel van de bekende tombe Al-Khazneh (de schat). Je weet wat je kunt verwachten, je kent de Indiana Jones-film, maar toch overvalt het je.
Het is echt bijzonder. De meeste gebouwen hier zijn graftombes, uitgehouwen in het mooie gekleurde zandsteen. Verderop in de kloof bereik je de echte stad waar veel minder van over is. Resten van tempels, theaters, etc, allemaal in Grieks Romeinse stijl.
Inmiddels heeft Peter buiten de stad een mooi rustig slaapplekje gevonden. Midden tussen hoge bergen en blaffende honden, met hier en daar een grote bedoeïenentent, genieten we van een koele avond. Voordat we gaan slapen spelen we weer een ouderwets potje klaverjassen. De dag erna bezoeken we Petra voor de tweede keer. We bekijken nog meer tombes, tempels en zuilengalerijen. Het is iets minder leuk als gisteren, vooral vanwege de hitte en de hordes toeristen. Het kleine museum maakt een hoop goed, ongelofelijk wat ze hier allemaal onder de grond gevonden hebben. De zon staat alweer recht boven onze hoofdjes te branden als we terug zijn bij Peter.
Op zoek naar slaapplekje aan de Dode Zee
We rijden verder noordwaarts door de bergen richting Dode Zee. Het is een zware en lange tocht voor de auto’s. Het gaat berg op berg af. Bergopwaarts rijden de schildpadjes soms maar tien kilometer per uur, zo steil gaat het. Pas net voor zonsondergang bereiken we de Dode Zee, het laagste punt op aarde. Op vierhonderd meter onder zeeniveau aangekomen zien we één van de mooiste zonsondergangen van deze reis. Als de zon ondergaat boven de bergen van Israël, aan de overkant van het meer is het licht prachtig rood. Campings zijn er niet en dus moeten we weer een slaapplekje zien te vinden. Een groot deel van de kust is militair terrein of veel te steil. Pas vlak voor Suweimeh, helemaal aan de noordkant van het meer, het is dan al bijna donker, vinden we een geschikt plekje op een parkeerplaats bij een restaurant/zwembad. Behalve erg laag is het hier ook erg warm, bijna te warm om te slapen. Het is dan ook laat voordat we naar bed gaan.
Dobberen op verrassend helder, olieachtig, megazout water
De volgende ochtend kunnen we dan eindelijk de ‘zee’ in. Iets verderop vinden we een plekje om te zwemmen. Nou ja, zwemmen kun je het niet noemen. Als dobbers blijven we drijven op dit verrassend heldere, olieachtige, megazoute water. Uiteraard heel grappig, vooral voor de kids, die het geweldig vinden. Je moet alleen oppassen dat je het niet in je mond of in je ogen krijgt. Terug bij de auto spoelen we ons af met veel water uit de jerrycans.
Die dag hebben we maar een korte etappe af te leggen. Eerst bergopwaarts naar Amman, de hoofdstad van Jordanië, een grote, vrij moderne stad. Met behulp van een waypoint, dat we al hadden, vinden we vlak buiten het centrum een moderne supermarkt. Bij de Kentucky Fried Chicken eerst een fastfood hap gegeten en daarna uitgebreid boodschappen gedaan. Voor de rest is er in Amman niet veel te doen en te zien en dus rijden we verder noordwaarts naar Jerash. De weg gaat verder omhoog en het landschap wordt steeds groener. Het begint al echt Zuid-Europees te lijken. Even buiten Jerash vinden we op een berg, vol met olijfbomen, weer een prima overnachtingsplekje. Een beetje vieze picknick spot met wel met mooi uitzicht over het dal. Ook hier worden we weer heerlijk met rust gelaten. Iets dat we sinds Soedan gewend zijn en wat eigenlijk wel zo prettig is, na Afrika.
Tijdreis in Jerash
De volgende ochtend bezoeken we de ruïnes van Jerash. Midden in het moderne Jerash zijn de overblijfselen te bezichtigen van een prachtig bewaard gebleven Romeinse stad. Het oude Jerash is ruim driehonderd jaar voor Christus, in de tijd van Alexander de Grote, tot bloei gekomen. De stad heeft ruim negen eeuwen bestaan en is daarna, net als Petra totaal vervallen. Mooiste voor de kinderen zijn het Hippodrome, een oude paardenrenbaan en het Romeinse theater. Beiden zijn eigenlijk nog geheel in takt. Voor de toeristen wordt er elke dag nog een gladiatorengevecht en een wagenrace nagespeeld, die we uiteraard willen zien. Hoogtepunt van de show is dat Bien en de kinderen een rondje met een Romeinse strijdwagen mogen meeracen.
Na de show lopen we nog wat rond door het enorme complex waarvan gezegd wordt dat pas tien procent is blootgelegd. In de vijfde eeuw, toen het christendom de belangrijkste religie werd in deze regio zijn er ook een aantal kerken gebouwd. Hiervan zijn voornamelijk mozaïek vloeren bewaard gebleven, maat toch absoluut de moeite waard om te bekijken. Helaas wordt helaas al snel veel te heet om rond te lopen en na een uurtje wandelen we terug naar de parkeerplaats. Bij wat souvenirstalletjes eten we nog een ijsje en kopen een schilderijtje voor in de auto.
Betalen om het land te mogen verlaten
Vanaf Jerash rijden we in een uurtje, de wegen zijn hier allemaal prima, naar de grens met Syrië. Jordanië heeft aan de grens nog één verassing voor ons in petto: we moeten namelijk betalen om het land uit te gaan, een ‘departure tax’. Die hadden we nog niet gehad. En dat niet alleen, ook voor de kinderen moeten we betalen. Ieder vijf Jordaanse ponden, ongeveer vijf euro. In eerste instantie protesteren we uiteraard weer hevig maar het heeft weinig zin, wetten worden in dit soort landen strikt nageleefd, onderhandelen zoals in Afrika kun je wel vergeten. Na de grens volgt gelukkig weer een meevaller. Er is een Jordaanse taxfreeshop waar we spotgoedkoop bier en whisky kunnen kopen.
We zijn nauwelijks een week in Jordanië geweest maar hebben toch best wel veel gezien, vinden we zelf. Het land is niet zo heel groot en veel afwisselender dan we gedacht hadden. Woestijnen, koraalriffen, vruchtbare dalen, hoge bergpassen, de dode zee en zowel moderne als antieke steden. Het toerisme is waarschijnlijk een belangrijke inkomstenbron voor het land maar buiten Petra en Wadi Rum hebben wij niet zo veel toeristen gezien. De Jordaniërs die we ontmoet hebben vonden we allemaal enorm aardig en gastvrij. We werden overal getroost met het verlies van Nederland. We hebben in dit land nergens problemen gehad, en is dus voor een reisverslag als dit nogal saai. En daarom toch echt een aanrader om eens te bezoeken.