15 januari – 17 januari 2007
Tijdreis in Afrika
Guinee Bissau
Zodra we Guinee Bissau binnenrijden merken we dat we een armer land binnenrijden. In dit deel van Guinee zijn bijna alle huizen op het platteland nog de traditionele Afrikaanse lemen hutten. Voor ons natuurlijk heel mooi omdat je kunt zien hoe Afrika er altijd uitgezien heeft. Voor de mensen zelf is het bittere noodzaak na tientallen jaren van burgeroorlogen, corrupte presidenten, etc. Het valt meteen op dat er hier veel minder plastic-afval langs de wegen ligt, er nauwelijks auto’s rijden en vooral dat de mensen heel erg enthousiast naar ons zwaaien. Er wordt niet gezeurd om cadeaus, de mensen vinden het oprecht leuk om ons te zien. Lastig is wel dat de mensen vaak alleen een beetje Portugees spreken want dat is hier nog steeds de officiële taal. Hoe lang dat nog duurt, is de vraag omdat het land zich steeds meer richt op al zijn Franstalige buurlanden. De West Afrikaanse CFA-munt is ook hier ingevoerd en heel veel mensen leren nu Frans als tweede taal. Het land is sinds enige tijd weer stabiel en wordt weer wat opgebouwd. Wij profiteren er ook een beetje van want de wegen zijn vrij goed en op een punt waar we een pontje verwachten blijkt opeens een spiksplinternieuwe brug te liggen, betaald door de EEG. Omdat er geen campings e.d. zijn en we wel naar de hoofdstad Bissau moeten om een visum voor Guinee te halen rijden we naar het vliegveld om daar te overnachten. De douaneman kijkt helemaal niet vreemd op en vertelt ons waar we kunnen gaan staan. Het eerste vliegtuig wordt toch pas over een dag of wat verwacht.
Bissau
De volgende dag bezoeken we Bissau. Het is een drukke stad met verschrikkelijke kuilen in de wegen. Het centrum staat vol met oude vervallen Portugese gebouwen en het presidentiële paleis dat een paar jaar geleden tijdens de oorlog in puin is geschoten en in brand gestoken ligt er nog net zo bij. Als eerste gaan we bij de ambassade van Guinee onze paspoorten brengen en visa’s regelen. De man die me helpt zegt dat we ook kopieën van onze paspoorten en de autopapieren moeten inleveren en dat we zelf kopieën moeten maken van de aanvraagformulieren. Als ik drie minuten later voor hem sta met alle benodigde kopieën is hij stomverbaasd. Wat hij natuurlijk niet wist is dat wij een kopieermachine bij ons hebben.
We kunnen de visa’s ’s-middags ophalen dus hebben we tijd om de stad te bekijken. Het centrum is vrij klein en je kunt aan alles zien dat het ooit een mooi stadje is geweest. We wandelen wat rond door de straten. Langs de haven het in het kapotte presidentiele paleis. Bij de juffrouw van het postkantoor kopen we uit haar privécollectie een paar kerstkaarten om naar huis te sturen. Andere kaarten zijn niet te koop. Wel prachtige postzegels. Het gezegde dat hoe armer het land hoe fraaier en groter de postzegels zijn gaat hier in ieder geval wel op. Bij een Portugees getint restaurantje eten we broodjes omelet. Om één uur zijn de visa’s gereed en we vertrekken meteen.
Hotel Capé
We hadden in een gids gelezen dat er in Bafata een ‘campement’ zou zijn waar we zouden kunnen overnachten. Na een paar uur rijden over het algemeen redelijk goede wegen arriveren we in Bafata. Na enig gezoek vinden we Hotel Capé waar we vragen naar het campement. De aanwezige man verontschuldigd zich en zegt dat het campement op dit moment opgeknapt wordt en nog gesloten is. Na enig aandringen, wil hij het ons toch wel laten zien. Hij stapt bij ons in en na een piste van ca 10km arriveren we bij de familie Capé. Het blijkt inderdaad helemaal geen camping te zijn maar een grote plantage van een van oorsprong Portugese familie. We worden hartelijk ontvangen door de twee broers en hun families en mogen op het erf parkeren dat vol staat met oude vrachtwagens, machines en auto’s. Ze laten ons het enorme terrein zien (ruim 1500 ha) waar mango’s, pinda’s, cashewnoten en suikerriet wordt verbouwd. Het is een prachtig gebied met heuvels en rivieren .We krijgen alles te zien, de destilleerderij, de suikerrietpersen, de huizen en de plantages. Op dit moment is de enige bron van inkomsten het suikerriet waarvan samen met honing een soort brandy wordt gedestilleerd. Iedere dag iets van vier oliedrums van 200 liter. Verder zit de familie nog in de wegenbouw en zijn ze nu inderdaad een campement met iets van 15 bungalowtjes en een restaurant aan het bouwen waar ze vanaf volgende maand Europese gasten willen ontvangen die hier een weekje komen om te jagen. In totaal werken er zo’n 40 á 50 mensen waarmee een heel dorpje wordt onderhouden. Zelfs het schooltje voor de kinderen van het dorp hoort bij Capé.
We dineren samen met de familie in koloniale stijl. Een uitgebreide viergangenmaaltijd klaargemaakt en geserveerd door het personeel. Ondertussen blijven de vier televisies die in de woonkamer aan de muur hangen allemaal gewoon aanstaan. De heer des huizes wil niets missen en is vooral geïnteresseerd in het nieuws en alle landen van de wereld. De rest van de familie wil Braziliaanse soaps kijken, vandaar al die televisies. Het leuke is dat de dochter des huizes goed Engels spreekt en ons dus alles kan vertellen over Guinee Bissau, de geschiedenis van de familie en de plantage, het werk, etc.
Ook de volgende ochtend worden we uitgenodigd voor het ontbijt. We nemen afscheid van deze vriendelijke familie die hier een op het oog gemakkelijk leven leiden maar wel een leven vol met onzekerheden en risico’s.
Grensperikelen
De weg naar Kandika, aan de grens met Guinee, is een mooie route maar wel in verschrikkelijk slechte staat. We hobbelen langzaam door en om de gaten heen over dijkjes tussen natte graslanden waar we de prachtigste vogels zien. We arriveren tegen het donker de grenspost. Douane en politie zijn snel afgehandeld maar dat komt ook nog een militaire check die ook al onze gegevens in het grote boek willen schrijven en tot slot ook om 5000CFA vragen (ca 8 Euro). Een klein beetje geld wil ik nog wel eens geven maar dit is hier zowat een weeksalaris en ik weiger. Het touwtje dat over de weg is gespannen gaat dus niet omlaag. Jacobine probeert het touwtje zelf los te maken maar krijgt dan meteen een gillende vette vrouw over zich hen, waarschijnlijk de vrouw van de soldaat. We denken er even over na om maar gewoon door het touwtje heen te rijden, maar ja, soldaten hebben wel geweren. Het wordt dus een geduldproef. Kasa verspert de grens en Jacobine gaat eten klaar maken terwijl ik wat met de mensen uit het dorp keuvel. Ze vinden het natuurlijk wel vermakelijk maar geven ons wel gelijk. Ondertussen geef ik een paar bedelaars eten voor een maaltijd. De soldaat, overigens zonder duidelijk uniform, en zijn vette vrouw liggen bij het touwtje en doen net alsof ze slapen en niets zien. Wij hebben het voordeel dat we ons hoge huisje kunnen afsluiten en gewoon kunnen gaan eten, slapen, spelen, etc. Bovendien is het toch al donker en we rijden in principe nooit in het donker. Uiteindelijk wordt de soldaat om een uur of acht ’s-avonds afgelost en van zijn opvolger mogen we meteen doorrijden. Deze keer hebben wij gewonnen.
Guinee Bissau was een leuke en leerzame ervaring met heel veel vriendelijke mensen, op die allerlaatste man na.