14 februari – 20 februari 2007
Doorsteek naar Kameroen
Rijkste land van West Afrika, slechtste wegen
Bij de Nigeriaanse grensplaats Chikandou worden we (in het Engels!) hartelijk welkom geheten door Nigeriaanse grensbeambten. Er komen hier duidelijk vrijwel nooit andere toeristen. De formaliteiten gaan bureaucratisch en langzaam maar wel zonder problemen. Er wordt zelfs niet om cadeaus of souvenirs gevraagd. Wat we alleen vreemd vinden, we zien helemaal geen weg die verder gaat, alleen een grote bende vol met vuilnis. Ze beweren dat het toch echt de weg is en we besluiten maar te vertrekken. Inderdaad ontdekken we na verloop van tijd een soort pad door het plaatsje en een weg naar het oosten. Vervolgens komt er opeens een stuk perfecte weg die in aanleg is maar als we dan de piste op sturen richting Kaiama komen we op één van de slechtste wegen die we tot nog toe in Afrika zijn tegengekomen. Het doet mij denken aan het vroegere Zaïre. Er is ooit een piste geweest, dat is nog wel te zien, maar doordat er jaren en jarenlang niets aan is gebeurd is het wegdek volledig weggespoeld. De duikers die ooit onder de weg door lagen liggen nu als enorme betonnen obstakels dwars in het bos. Gelukkig is de weg vrijwel droog en langzaam hobbelen we meer naast dan op de weg richting Kaiama. In de dorpjes die we passeren worden we werkelijk door de gehele bevolking toegejuicht. Alle kinderen rennen joelend achter de auto aan. We noemen ons zelf al circus Kasa, zo voelt het een beetje. In de eerste dorpen liggen steeds wel een paar spijkerplanken over de weg waar we moeten stoppen en een ambtenaar ons gewichtig welkom heet en naar onze papieren vraagt. Voor het eerst moeten we ook onze inentingsboekjes laten zien en willen ze zelfs weten wat voor EHBO kist we bij ons hebben. Na vijf uur rijden hebben we circa 40km gereden. Ongelofelijk hoe slecht de wegen hier zijn. Als het zo doorgaat doen we er drie maanden over om Nigeria door te komen, terwijl we maar zes dagen de tijd hebben. De kinderen hebben deze week een weekje vakantie, voor schoolwerk is even geen ruimte. We vinden net voor zonsondergang een mooi rustig plekje voor de nacht en verbazen ons er over dat zelfs ’s-avonds mensen met brommertjes over deze ‘weg’ durven te rijden.
Kasa heeft het zwaar
De volgende dag rijden we nog een paar uur over het bospaadje naar Kaiama. Vanaf daar ligt er weliswaar asfalt maat met zoveel gaten erin dat we nog steeds maar zo’n 20km per uur kunnen rijden. Tijdens een stop komen we er achter dat één van de houten balkjes die tussen de bak en het chassis liggen zich er bijna helemaal tussen uitgewerkt heeft. Door al het geschommel door diepe kuilen zijn de achterste bevestigingsbouten van de bak iets losgeraakt en is de kit waarmee de balk aan het chassis gelijmd zat niet sterk genoeg gebleken. Op zich allemaal niet zo erg, we draaien de bouten goed vast en zetten de balk vast met een spanband.
Bij de Kanji-dam passeren we voor de laatste keer deze reis de rivier de Niger. We gaan nog een kijkje nemen op de dam en bezoeken de sluis die hier ooit aangelegd is. Het is werkelijk een gigantische sluis van ruim honderd meter lengte en een verval van bijna vijftig meter. Toch is het weer zon typisch Afrikaans project, als we vragen aan de ‘sluiswachter’ of de sluis nog werkt antwoord hij ontkennend. Sterker nog, sinds de bouw van de dam is er nog nooit een schip gepasseerd. Na de Kanji-dam komen we eindelijk op redelijke wegen terecht en rijden dezelfde dag nog naar Mokwa, een groot stoffig en smerig stinkend kruispunt van wegen met honderden vrachtwagens, tientallen benzinestations en vol met mensen. Er blijkt maar één benzinestation te zijn waar we diesel kunnen tanken maar ze willen geen dollars of euro’s aannemen. Omdat de bank al dicht is besluiten we de stad weer uit te rijden. Iets van 12km buiten de stad vinden we rustig plekje waar we rustig en ongestoord de nacht doorbrengen.
Brandstoftekort in olieland
De volgende ochtend rijden we terug naar de stad en gaan naar de bank. We worden vriendelijk ontvangen, maar nee, geld of travellercheques wisselen kan hier echt niet. Omdat we toch wat diesel nodig hebben om verder te kunnen komen wisselen we wat dollars op de zwarte markt en tanken wat liters diesel. Van tevoren hadden we bedacht dat de diesel heel goedkoop zou zijn in Nigeria, het is tenslotte een olieproducerend land, en hadden daarom niet veel meegenomen uit Benin.
We zijn er inmiddels achter gekomen dat brandstof hier inderdaad goedkoop is, maar gek genoeg ook heel schaars. De prijzen bij de officiële tankstations worden namelijk door de overheid vastgesteld. Later horen we dat er een aantal raffinaderijen zijn gesaboteerd en dat Nigeria te veel brandstof exporteert en daardoor te weinig over heeft voor de eigen markt. We zien in Nigeria honderden onafgebouwde of verlaten benzinestations. Wat blijkt, iedereen die een benzinestation heeft komt in aanmerking voor een vergunning om brandstof tegen vaste lage prijzen in te kopen. Vervolgens komt die diesel en benzine nooit aan op de benzinestations maar wordt op de zwarte markt verhandeld of het land uitgesmokkeld naar omringende landen waar brandstof veel duurder is.
In de volgende grote stad, Bida, is het bij de bank hetzelfde verhaal maar in de bank zelf brengt de bankdirecteur mij bij een Nigeriaanse zakenman tegen die ter plekke tegen een redelijke koers wil wisselen. Snel hebben we het geld en kunnen we eindelijk voltanken en verder rijden. Omgerekend kost een liter diesel hier 0,52 euro en gek genoeg kost benzine hier maar 0,40 euro. Variërend van smalle lokale wegen tot brede vierbaanse snelwegen rijden we naar Abuja, de officiële hoofdstad van Nigeria, ruim dertig jaar geleden gesticht. De stad zelf stelt nog steeds niet veel voor, maar er zijn eindeloos veel dichtbevolkte voorsteden en een rustige kampeerplek kunnen we hier wel vergeten. In één van de voorsteden vinden we vlak langs de hoofdweg het Soloye Guesthouse waarnaast we mogen parkeren. (We passen niet door de poort naar binnen. De portier houdt ’s-nachts een oogje in het zeil. Overigens merken wij niets van de zogenaamde onveilige toestanden in Nigeria en ook van kwaadwillende politieagenten of militairen hebben we nog niets gemerkt. We zijn eigenlijk alleen nog maar vriendelijke mensen tegengekomen. We zijn af en toe wel eens aangehouden maar na een vriendelijk welkom heten in Nigeria en een big smile naar de kinderen mogen we steeds weer verder rijden. Ook bij het ‘guesthouse’ is het één en al hartelijkheid en hebben we leuke gesprekken met de mensen die er werken.
Het schiet lekker op
De volgende dag staan we vroeg op, vandaag willen we opschieten. De wegen zij hier goed en rond het middaguur zijn we al in Jos. We besluiten meteen door te rijden en gaan via Bauchi naar het Yankari National Park. Onderweg zien we overal verkiezingsposters en vlaggen. Half april zijn er in Nigeria zowel lokale, centrale als presidentsverkiezingen en als we de mensen moeten geloven wordt het erg spannend. Niet alleen de uitslag maar ook of de macht inderdaad overgedragen gaat worden. Het zijn de eerste verkiezingen in Nigeria sinds de onafhankelijkheid waarbij een gekozen regering de macht moet gaan overdragen. Bijkomend probleem is de enorme versnippering die er hier is in allerlei religieuze stromingen. Niet alleen diverse islamitische stromingen maar ook vele christelijke. Geen gemakkelijk land voor een democratie. Toch merken we nergens iets van spanningen en lijkt iedereen elkaar te accepteren. In heel veel dorpen staat de kerk gewoon naast de moskee.
Yankari National Park, Wikki Warm Spring
We leggen die dag ruim vijfhonderd kilometer af, wat heel veel is voor ons. Om een uur of vijf ’s-middags arriveren we in het park, nog op tijd om met daglicht de Wikki Warm Spring in te duiken. Het is een prachtig gelegen bron waar per dag 12 miljoen liter water van 31 graden Celsius uit stroomt. De accommodaties en de vroegere camping die ik nog ken van zo’n 17 jaar geleden zijn geheel verdwenen. Alleen het oude restaurant staat er nog. Bij de warmwater bronnen worden momenteel allerlei luxe bungalows, restaurants, shops en hotels uit de grond gestampt. De camping en de charme van de vroegere overlandersplek is (tijdelijk?) geheel verdwenen. Alleen de bavianen zijn er nog. Het campingtarief kennen ze nog wel en ondanks dat er werkelijk niets voor kampeerders is, zelfs geen waterkraantje, moeten we toch flink betalen.
’s-Avonds ontmoeten we in de bar nog een stel Ieren en Nederlanders die voor een vrijwilligersorganisatie twee jaar naar Nigeria zijn uitgezonden en nu een weekendje vakantie hebben. Ik blijf bewondering hebben voor het doorzettingsvermogen van deze mensen. Ze doen verschrikkelijk hun best maar het zijn piepkleine druppels op een enorme gloeiende plaat en zodra ze vertrokken zijn zien ook zij dat de projecten vaak heel snel weer stranden. Tel daarbij op dat je in Nigeria behalve bittere armoede ook enorme rijkdom tegenkomt die zelfs in Nederland ongekend is, dan moet je toch wel erg idealistisch zijn om hier voor een paar euro per week te gaan werken.
Overval door bavianen
De volgende ochtend worden we om zes uur gewekt door een troep bavianen die onze auto heeft uitgezocht als nieuwe woonplek. Met zijn vijftienen bestormen ze onze auto en strijden onderling om de beste plekjes. Maar net op tijd hebben we onze dakluiken dichtgemaakt waar onder alleen maar een muskietengaasje zit. De hele auto staat te schudden als ze over het dak en ons plateau rennen, aan de spiegels bungelen en zelfs hoog vanuit de bomen boven op het dak springen. We vinden het wel leuk en net zo geïnteresseerd als de bavianen door de ramen en dakluiken naar ons staren kijken wij naar hen. Alleen Stijn merkt er niets van, die slaapt onverstoorbaar verder. De rest van de ochtend liggen we heerlijk in de warmwaterbron en na het middaguur vertrekken we weer, richting Kameroen. We hebben nog drie dagen de tijd om de grens te halen.
‘s-Avonds willen we de auto in een droge rivierbedding parkeren, maar raken daarbij behoorlijk vast in het losse zand. Toch weer even de 4WD aandrijving moeten gebruiken om weer los te raken. We blijven hier wel staan voor de nacht. Een aantal mensen uit een nabijgelegen dorpje komen ons nog even begroeten, helaas spreekt geen van hen een woord Engels. De volgende dag rijden we weer verder. Na Mubi wordt de weg weer dramatisch slecht, net zoals aan de andere kant van het land. Langzaam hobbelen we over smalle bergpaadjes, waar verder alleen bromfietsers rijden, richting Kameroen. Tegen zonsondergang zijn we bijna bij het grensplaatsje en vinden een mooi plekje voor de nacht.
Stempelprobleem aan de grens
De volgende dag rijden we Nigeria uit en maken nog één staaltje van Nigeriaanse bureaucratie mee. Bij de douane vinden ze dat we een declaratie-formulier moeten invullen waar we op moeten aangeven hoeveel geld we het land mee in – (!) nemen. Ik probeer nog uit te leggen dat we het land verlaten, maar nee, dat formulier moeten we toch echt invullen, kijk maar, de vorige toerist heeft het ook gedaan. De laatste toerist, ook een Nederlander notabene, is hier vorig jaar juni gepasseerd. Dan komt de Immigratie. De goede man heeft een paar jaar geleden twee nieuwe stempels gekregen waarop je met kleine duimwieltjes de datum op moet instellen. Hij heeft ze al maanden niet gebruikt en is tien minuten bezig om de dag, de maand en het jaar in te stellen. Maar dan komt het: volgens hem hebben we toch echt een transitvisum nodig voor Nigeria. Ik probeer nog uit te leggen dat we al een visum hebben en het land verlaten, maar nee. Ik vraag hem vriendelijk maar gewoon te stempelen, het zal mij een zorg zijn welke van de twee stempels. Na enige twijfel gaat hij toch de datum instellen op zijn exit-stempel en na weer een hoop gepruts krijgen we een stempel en kunnen we Nigeria verlaten.
Resume
Van alle mogelijke problemen en gevaren die de ronde doen over Nigeria hebben wij niets gemerkt. We hebben nergens met corruptie of criminaliteit te maken gehad, we zijn hooguit vijftien keer aangehouden en hebben nergens ook maar één cent hoeven te betalen aan politie of wie dan ook. Bijna alle mensen, waren heel vriendelijk en hartelijk en hebben ons werkelijk geen moment onveilig of ongemakkelijk gevoeld. Eigenlijk vonden we het jammer dat we zo snel er doorheen gereisd zijn, maar aan de andere kant, er behalve in Yankari ook eigenlijk nergens een plek waar je rustig een paar dagen kunt gaan staan.