10 oktober t/m 22 oktober 2007
Leegte en schoonheid
19 Botswana
Kuddes olifanten op bezoek
De grens is een makkie, douanebeambten met computers, rats klats stempels en doorrijden. Wel nog even met de banden en de schoenen door een desinfecterend badje want ze zijn hier als de dood voor mond- en klauwzeer. In Kasane parkeren we naast de Spar en vullen de auto weer met lekkernijen. Dat is wel even weer iets anders dan Zimbabwe! In Kazangula, aan de Chobe-rivier, zien we voor het eerst op campings vol met Zuid Afrikaanse kampeerders. Het is blijkbaar vakantietijd. Ook de prijzen voor de campings zijn hier erg hoog. Daar gaan we dus maar niet staan en uiteindelijk vinden we een kleinere goedkope camping, het Ngina Safari rest camp.
De volgende dag gaan we richting het Chobe park rijden. In Botswana is het wel mogelijk met een vrachtwagen de parken in te gaan maar betaal je het 40-voudige van een gewone auto (onder de 3,5 ton). Het eerste stuk rijden we transit door de Chobe flood plains, en daarna vinden we, getipt door Thomas en Claudia, een prachtig plekje aan de Chobe rivier. Er zijn hier een paar dorpjes en dus valt dit stuk net buiten de parkgrens. Maar de dieren zitten hier natuurlijk ook. We hebben een rustige middag langs de rivier en zien vooral veel vogels, pelikanen, visarenden, diverse reigers, etc. ’s Avonds komen er kuddes olifanten op bezoek voor een slok water maar ze trekken zich niets van ons aan. De kinderen voetballen de volgende ochtend met de enorme keutels.
Kamperen in Savuti
Een visser die aan de overkant van de rivier woont, in Namibië dus, haalt de volgende ochtend met zijn Mokoro, de netten op. De laatste vijftig kilometer naar Chobe is een zware zanderige piste die we maar net kunnen rijden zonder de bandenspanning af te laten. Bij de poort aan de noordzijde van het park worden we na een beetje aandringen gematst. We hoeven slechts het tarief te betalen voor een lokale vrachtwagen en onder de zeven ton, en dat is maar het tienvoudige van een normale auto. We boeken meteen een nachtje kamperen in Savuti. Dezelfde middag doen we een uitgebreide safari in de omgeving van Savuti maar zien niet zo heel veel bijzondere dieren. Wat impala’s, zebra’s en olifanten, waaronder één dode. Bij een grot bekijken we nog wat oude rotstekeningen van de San. Als we ‘s avonds op de camping net klaar zijn met eten horen we opeens een enorm geritsel en gekraak. Er passeert een olifant op maar een paar meter afstand van ons.
Leuwinnen
De volgende ochtend hebben we meer geluk. We vertrekken bij zonsopkomst en al naar een paar kilometer vinden we twee leeuwinnen die een zebra aan het oppeuzelen zijn. En mooi gezicht. We parkeren onze auto er naast en gaan lekker koffie zetten en ontbijten. Na een minuutje of tien komt er een safari-auto van één van de lodges vragen wat wij daar toch zien. We wijzen ze de leeuwen aan. Binnen vijf minuten staan er nog zes van die autootjes die elkaar via de walkietalkie natuurlijk gewaarschuwd hebben. Steeds brutaler proberen ze om ons heen te kruipen en vragen of we nog weggaan. Nou ja, dan is voor ons de lol er ook wel een beetje af en we rijden maar verder. Het is nog een lang stuk naar de south-gate waar we officieel voor elf uur uit moeten rijden. Als we bijna bij de uitgang van het park zijn horen we Stijn achterin iets zingen van ‘Lion’. Eerst denken we dat hij Engelse woordjes aan het oefenen is maar dan zien wij het ook: weer twee leeuwinnen.
Okavango en toeristenindustrie
De weg van Chobe naar Maun, waar we heen willen is over een flink stuk ondergelopen en we mogen dus lekker een stukje offroad rijden. Dat vinden we altijd wel leuk. De rest van de weg is slecht gravel maar de laatste tientallen kilometers zijn gelukkig weer asfalt. Ook Maun kennen we nog van vijftien jaar geleden. Het is minstens tien keer zo groot geworden en booming vanwege de toeristenindustrie. Het vliegveldje is het drukste kleine vliegveld van heel Afrika. In Maun zoeken we eigenlijk een internetcafé waar we onze post kunnen bekijken maar zien dan opeens Ben en Maria voor een stoplicht staan. Ze zijn een paar maanden gelden in tien (!) weken via de westkust van Nederland naar Zambia gereden om te gaan werken als managers bij de Mukambi Lodge. Daar hebben wij hun ontmoet. De lodge beviel uiteindelijk toch niet zo en nu zijn ze op zoek naar ander werk in Afrika. We gaan gezamenlijk een nachtje staan bij Audi camp. Maar behalve duur is het er ook niet echt gezellig. De volgende dag vertrekken we met zijn allen naar het Sedia Hotel, ook in Maun, waar je goedkoop kunt kamperen, met een groot zwembad en een lekker restaurantje. We blijven hier vier dagen en nachten staan om de het schoolwerk op te halen, dagboeken te schrijven, te internetten, de auto te smeren, etc. Kortom, het was tijd voor een paar dagen ‘rust’ na al dat gereis. We besluiten de beroemde Okavango delta maar over te slaan, dit is echt een geweldige tourist-trap geworden. Je moet alle mokoro-tripjes (mokoro = een uitgeholde boomstam) via reisbureaus boeken en die maken woekerwinsten. Kost iets van 100 dollar per dag per persoon en de kerel die jou en nog iemand moet voort peddelen krijgt maar iets van 15 dollar voor. Achteraf horen we van mensen die het wel deden dat ze maar een paar honderd meter ver gingen omdat de nijlpaarden te gevaarlijk waren. En dat geloof ik graag, zelfs met een motorbootje vonden wij het best gevaarlijk in Namibië. Bovendien hebben we bijna alle daar voorkomende dieren nu wel gezien, en is het ook wel eens genoeg met al die parken.
Terplekke al het verse vlees braden
We zijn de laatste tijd nogal wat zwembaden tegengekomen en Stijn heeft het zwemmen nu aardig onder de knie en kan zelfs al duiken. Bang is hij in ieder geval nergens meer voor. Als ze geen school hebben zijn ze niet uit het zwembad te slaan.
Na vier dagen verlaten we Maun, doen boodschappen bij de Spar en regelen nog een WA-verzekering voor de auto voor Zuidelijk Afrika. Het plan is de Makgadikgadi zoutpannen over te steken en daar een paar dagen te blijven hangen. Als we ’s middags bij een veterinaire inspectiepost aankomen beleven we weer wat nieuws. We hadden dit soort posten in Namibië ook al eens meegemaakt maar deze sloeg echt alles. Al het vlees dat we bij ons hebben, ook het door de Spar verpakte, mag niet deze grens over. Wel als het ge-braai-t of gekookt zou zijn. We hadden net toevallig voor vier dagen vlees, worst, biltong, etc. ingeslagen, dus we hebben de auto geparkeerd en zijn terplekke al het verse vlees gaan braden. Tja, dat hadden ze vast nog niet veel vaker gezien. Vervolgens kwam de hoofdcontroleur in onze keuken in de pannen loeren, alles OK? Ja, jullie mogen weer verder.
Meerkatten en Makgadikgadi zoutpannen
Die avond hebben we geslapen bij één van de mooiste campings van Afrika, Planet Boabab. Een supermooie plek met prachtige verlichte baobabs, kampeerplekjes, chaletjes, een mooie bar en een prachtig zwembad. Alle gebouwen zijn heel organisch gebouwd en beschilderd in allerlei Afrikaanse kleuren en patronen. Eén van de gidsen die hier werkt vertelt dat het de afgelopen week flink heeft geregend en dat de zoutpannen daardoor heel moeilijk begaanbaar zijn. We zijn een paar weken te laat. Zelfs quadbikes komen vast te zitten en een truck als de onze zou weg kunnen zinken. Dat lijkt ons niet echt een goed idee. We willen echter toch wel wat zien en gaan langs de rand proberen te rijden. De pannen oversteken zal dus niet gaan maar niet getreurd, morgen is de rugby WK-finale tussen Engeland en Zuid Afrika en we worden uitgenodigd dit bij Planet Baobab te komen kijken.
De volgende ochtend ontmoeten we in de bar nog een Duits stel dat per vliegtuig door zuidelijk Afrika reist, ja, is ook eens wat anders en eigenlijk nog zo gek nog niet. We drinken wat met hen en gaan dan op weg. We rijden langs twee ‘beroemde’ baobabs, Green’s Baobab en Chapmans baobab, de (geclaimde) grootste baobab van Afrika. De kinderen hebben de omtrek gemeten: 25, 22 meter, een flinke jongen inderdaad. Verder komen we een kolonie, totaal niet schuwe, meerkatten tegen. Hele leuke kleine en sociale diertjes. Uiteraard proberen we toch een beetje over de zoutpan te rijden maar is wel een beetje billenknijpen. Onder het harde bovenlaagje zit een dikke laag natte blubber, dus we moeten echt door blijven rijden. We vinden een prachtig veilig ‘eilandje’ waar we de nacht op doorbrengen.
Rugby WK-finale tussen Engeland en Zuid Afrika
De volgende dag rijden we via een andere route langs de zoutpannen terug naar Planet Baobab, maar niet nadat we nog even de meerkat-kolonie bekijken. Het pad is erg zanderig en smal en lokale mensen kijken dan ook zeer verbaasd als ze ons zien langskomen. Die avond is de rugby WK-finale tussen Engeland en Zuid Afrika, maar gek genoeg zijn er alleen maar Engelsen uitgenodigd. Een stuk of vijftien ex-werknemers van het bij Planet Baobab behorende super-de-luxe Jack’s camp en nu bijna allemaal werkzaam in de toeristenindustrie in Maun of in de buurt als onderzoeker. Alleen de manager, een echte Zuid-Afrikaan, wij en nog een andere Nederlandse zijn voor Zuid Afrika. Uiteindelijk verliezen de Engelsen met 13-0 of zoiets maar dat mag de pret niet drukken. Het wordt een groots gezellig feest tot in de vroege uurtjes. De dag daarna hangen we de ochtend rond het zwembad en rijden daarna met kleine oogjes terug naar het Sedia Hotel in Maun waar Ben en Maria ook nog steeds zijn. Inmiddels hebben ze het opgegeven werk te zoeken, het wachten op werkvergunningen en dergelijke loont niet echt. Dus hebben ze besloten naar Australië te gaan, waar Ben vandaan komt, en de auto vanaf Kaapstad te verschepen.
De dag daarna rijden we door de Kalahari-woestijn helemaal naar de grens met Namibië. Het is een lange rechte weg door een woest landschap met af en toe pikzwarte wolken die regen en bliksem spuwen. Het is al donker als we grens passeren. Net na de grens vinden we een kleine camping waar we kunnen staan.
Resume
We hebben niet zo heel veel gezien van Botswana maar behalve de wildparken is er in dit deel van Botswana ook niet zo heel veel bijzonders. Botswana heeft veel weg van Namibië, een enorm uitgestrekt land, veel woestijngebieden en een zeer lage bevolkingsdichtheid. En dat gaat nog minder worden want ondanks de gratis verstrekking van condooms is het percentage Hiv-geïnfecteerden, na Swaziland, het hoogste ter wereld, iets van 35%. Aan de andere kant is het land ook één van de rijkste en best bestuurde landen van Afrika. Dankzij grote inkomsten uit de diamantmijnen en het toerisme heeft iedereen hier een redelijk huis, een redelijke opleiding en is ook de gezondheidszorg in orde. De oorspronkelijke bevolking van de Kalahari, de bosjesmannen zijn weggestopt in reservaten en kun je als toeristische attractie gaan bekijken. Niet echt iets voor ons. Toch zouden we er nog graag een keertje terugkomen, in de echte droge tijd, want vooral de grote leegtes vinden we allemaal fascinerend.